German

Detailed Translations for wegekeln from German to Dutch

wegekeln:

wegekeln verbe (ekele weg, ekelst weg, ekelt weg, ekelte weg, ekeltet weg, weggeekelt)

  1. wegekeln (quälen; plagen; triezen; )
    pesten; plagen; koeioneren; kwellen; treiteren; tergen; narren; tarten; sarren
    • pesten verbe (pest, pestte, pestten, gepest)
    • plagen verbe (plaag, plaagt, plaagde, plaagden, geplaagd)
    • koeioneren verbe (koeioneer, koeioneert, koeioneerde, koeioneerden, gekoeioneerd)
    • kwellen verbe (kwel, kwelt, kwelde, kwelden, gekweld)
    • treiteren verbe (treiter, treitert, treiterde, treiterden, getreiterd)
    • tergen verbe (terg, tergt, tergde, tergden, getergd)
    • narren verbe
    • tarten verbe (tart, tartte, tartten, getart)
    • sarren verbe (sar, sart, sarde, sarden, sarde)
  2. wegekeln (sichekligbenehmen; jammern; nörgeln; )
    etteren; zeiken; klieren; griepen
    • etteren verbe (etter, ettert, etterde, etterden, geëtterd)
    • zeiken verbe (zeik, zeikt, zeek, zeken, gezeken)
    • klieren verbe (klier, kliert, klierde, klierden, geklierd)
    • griepen verbe

Conjugations for wegekeln:

Präsens
  1. ekele weg
  2. ekelst weg
  3. ekelt weg
  4. ekelen weg
  5. ekelt weg
  6. ekelen weg
Imperfekt
  1. ekelte weg
  2. ekeltest weg
  3. ekelte weg
  4. ekelten weg
  5. ekeltet weg
  6. ekelten weg
Perfekt
  1. habe weggeekelt
  2. hast weggeekelt
  3. hat weggeekelt
  4. haben weggeekelt
  5. habt weggeekelt
  6. haben weggeekelt
1. Konjunktiv [1]
  1. ekele weg
  2. ekelest weg
  3. ekele weg
  4. ekelen weg
  5. ekelet weg
  6. ekelen weg
2. Konjunktiv
  1. ekelte weg
  2. ekeltest weg
  3. ekelte weg
  4. ekelten weg
  5. ekeltet weg
  6. ekelten weg
Futur 1
  1. werde wegekeln
  2. wirst wegekeln
  3. wird wegekeln
  4. werden wegekeln
  5. werdet wegekeln
  6. werden wegekeln
1. Konjunktiv [2]
  1. würde wegekeln
  2. würdest wegekeln
  3. würde wegekeln
  4. würden wegekeln
  5. würdet wegekeln
  6. würden wegekeln
Diverses
  1. ekel weg!
  2. ekelt weg!
  3. ekelen Sie weg!
  4. weggeekelt
  5. wegekelnd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for wegekeln:

NounRelated TranslationsOther Translations
plagen Marter; Plagen; Qualen; Torturen
treiteren Piesacken; Quälen; Sekkieren
zeiken Harnen
VerbRelated TranslationsOther Translations
etteren eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; leinern; nörgeln; quaken; sichekligbenehmen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zwicken eitern; nerven
griepen eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; leinern; nörgeln; quaken; sichekligbenehmen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zwicken
klieren eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; leinern; nörgeln; quaken; sichekligbenehmen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zwicken
koeioneren belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln
kwellen belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln foltern; kasteien; martern; peinigen; verletzen
narren belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln
pesten belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern
plagen belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern
sarren belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern
tarten belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern
tergen belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern
treiteren belästigen; brutal vorgehen; einschüchtern; martern; piesacken; plagen; quälen; schikanieren; schinden; triezen; tyrannisieren; wegekeln piesacken; provozieren; reizen; schikanieren; striezen; triezen; zusetzen; ärgern
zeiken eitern; faseln; flennen; greinen; jammern; klagen; klonen; leinern; nörgeln; quaken; sichekligbenehmen; trödeln; vergraulen; wegekeln; wehklagen; wimmern; winseln; zwicken zaudern; zweifeln; zügern

Synonyms for "wegekeln":