English
Detailed Translations for worktop from English to Dutch
worktop: (*Using Word and Sentence Splitter)
- work: taak; inspanning; werkzaamheid; ambacht; werken; arbeiden; werk; vak; beroep; leven; optreden; handelen; opereren; manipuleren; te werk gaan; procederen; werkzaam zijn; uit werken gaan; arbeid; job; karwei; wrochten; bezigheid; werkzaamheden; ageren
- top: dop; sluitdop; dak; kap; koepel; overkapping; afdekkap; overdekking; toppunt; summum; top; piek; bergtop; kruin; hoogst haalbare; hoogtepunt; climax; knotten; bovenste; afknotten; huif; hoogste punt; hoger bieden
- Work: Werk
Wiktionary Translations for worktop:
worktop
noun
-
vaste tafel met kastjes langs keukenwand