English
Detailed Translations for sail in from English to Dutch
sail in: (*Using Word and Sentence Splitter)
- sail: varen; navigeren; zeilen; verlaten; verdwijnen; heengaan; wegtrekken; afreizen; wegreizen; bevaren; uitvaren; aansturen op; afvaren; afvaren op; afstevenen op; van wal gaan; aanhouden op; bezeilen; afstomen op
- in: te; in; bij; erbij; erop; aan; ten; ten tijde van; tussenbeide