Summary
Spanish to Dutch: more detail...
-
interrumpir:
- onderbreken; doen ophouden; afbreken; verstoren; vertoornen; beëindigen; ontbinden; opheffen; verbreken; stukmaken; verbrijzelen; forceren; interrumperen; in de rede vallen; doden; vermoorden; liquideren; van kant maken; doodmaken; afmaken; doodslaan; ombrengen; aanstippen; aanroeren; even aanraken; toucheren
-
Wiktionary:
- interrumpir → onderbreken
- interrumpir → onderbreken, onderscheppen, pauzeren
Spanish
Detailed Translations for interrumpir from Spanish to Dutch
interrumpir:
-
interrumpir (hacer parar; cortar)
-
interrumpir (alterar; interferir; turbar; encolerizar)
-
interrumpir (separar; romper; disociar; quebrar)
-
interrumpir
onderbreken; interrumperen; in de rede vallen-
in de rede vallen verbe (val in de rede, valt in de rede, viel in de rede, vielen in de rede, in de rede gevallen)
-
interrumpir (dar muerte a; matar; terminar; realizar; efectuar; poner término a una; liquidar a una persona; poner fin a una)
doden; vermoorden; liquideren; van kant maken; doodmaken; afmaken; doodslaan; ombrengen-
van kant maken verbe (maak van kant, maakt van kant, maakte van kant, maakten van kant, van kant gemaakt)
-
interrumpir (alterar; tocar; fomentar; mencionar de paso; cobrar; rozar; excitar; perturbar; trastornar; desordenar; tocar un poco; rozar apenas; tocar apenas; tocar un momento)
aanstippen; aanroeren; even aanraken-
even aanraken verbe (raak even aan, raakt even aan, raakte even aan, raakten even aan, even aangeraakt)
-
interrumpir (trastornar; fomentar; alterar; perturbar)
Conjugations for interrumpir:
presente
- interrumpo
- interrumpes
- interrumpe
- interrumpimos
- interrumpís
- interrumpen
imperfecto
- interrumpía
- interrumpías
- interrumpía
- interrumpíamos
- interrumpíais
- interrumpían
indefinido
- interrumpí
- interrumpiste
- interrumpió
- interrumpimos
- interrumpisteis
- interrumpieron
fut. de ind.
- interrumpiré
- interrumpirás
- interrumpirá
- interrumpiremos
- interrumpiréis
- interrumpirán
condic.
- interrumpiría
- interrumpirías
- interrumpiría
- interrumpiríamos
- interrumpiríais
- interrumpirían
pres. de subj.
- que interrumpa
- que interrumpas
- que interrumpa
- que interrumpamos
- que interrumpáis
- que interrumpan
imp. de subj.
- que interrumpiera
- que interrumpieras
- que interrumpiera
- que interrumpiéramos
- que interrumpierais
- que interrumpieran
miscelánea
- ¡interrumpe!
- ¡interrumpid!
- ¡no interrumpas!
- ¡no interrumpáis!
- interrumpido
- interrumpiendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Translation Matrix for interrumpir:
Synonyms for "interrumpir":
Wiktionary Translations for interrumpir:
interrumpir
Cross Translation:
verb
-
actie ondernemen om een in gang zijnd proces tot staan te brengen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• interrumpir | → onderbreken | ↔ disrupt — to interrupt or impede something |
• interrumpir | → onderscheppen | ↔ intercept — to gain possession of |
• interrumpir | → onderbreken | ↔ interrupt — to disturb or halt an ongoing process or action |
• interrumpir | → pauzeren | ↔ pause — to interrupt something |
External Machine Translations: