Summary
French
Detailed Translations for à plus from French to Dutch
à plus: (*Using Word and Sentence Splitter)
- A: EVERYONE; A
- avoir: hebben; bezitten; beschikken over; in eigendom hebben; afzetten; bedriegen; oplichten; misleiden; belazeren; bedonderen; besodemieteren; beduvelen; zwendelen; bezit; tegoed; baten; activa; vermogen; geldelijk vermogen; creditnota
- à: naar; toe; naar toe; in; te; van; aan; bij; erbij; erop; ergens naartoe; via; ter; à; daaraan
- ça: het
- Plus: Meer
- plaire: bevallen; gelieven; aanstaan; plezieren; behagen; bekoren; believen; goeddunken; koketteren
- plus: meer; en; plusteken; meeste
Spelling Suggestions for: à plus
Wiktionary Translations for à plus:
External Machine Translations:
Related Translations for à plus
Dutch
Detailed Translations for à plus from Dutch to French
à plus: (*Using Word and Sentence Splitter)
Spelling Suggestions for: à plus
External Machine Translations: