French

Detailed Translations for proclamer from French to Dutch

proclamer:

proclamer verbe (proclame, proclames, proclamons, proclamez, )

  1. proclamer (rendre publique; annoncer; publier; notifier; promulguer)
    bekend maken; afkondigen; bekendmaken; openbaar maken; aflezen; afroepen; oplezen
    • bekend maken verbe
    • afkondigen verbe (kondig af, kondigt af, kondigde af, kondigden af, afgekondigd)
    • bekendmaken verbe (maak bekend, maakt bekend, maakte bekend, maakten bekend, bekendgemaakt)
    • openbaar maken verbe (maak openbaar, maakt openbaar, maakte openbaar, maakten openbaar, openbaar gemaakt)
    • aflezen verbe (lees af, leest af, las af, lazen af, afgelezen)
    • afroepen verbe (roep af, roept af, riep af, riepen af, afgeroepen)
    • oplezen verbe (lees op, leest op, las op, lazen op, opgelezen)
  2. proclamer (transmettre; répandre)
    verkondigen; uitdragen; een boodschap uitdragen
  3. proclamer (publier; émettre; annoncer; )
    publiceren; uitbrengen; openbaren
    • publiceren verbe (publiceer, publiceert, publiceerde, publiceerden, gepubliceerd)
    • uitbrengen verbe (breng uit, brengt uit, bracht uit, brachten uit, uitgebracht)
    • openbaren verbe (openbaar, openbaart, openbaarde, openbaarden, geopenbaard)
  4. proclamer (décréter; ordonner; annoncer; promulguer)
    ordonneren; decreteren; verordenen; verordineren; afkondigen
    • ordonneren verbe
    • decreteren verbe (decreteer, decreteert, decreteerde, decreteerden, gedecreteerd)
    • verordenen verbe (verorden, verordent, verordende, verordenden, verordend)
    • verordineren verbe (verordineer, verordineert, verordineerde, verordineerden, verordineerd)
    • afkondigen verbe (kondig af, kondigt af, kondigde af, kondigden af, afgekondigd)
  5. proclamer (décréter; annoncer; promulguer)
    decreteren; afkondigen
    • decreteren verbe (decreteer, decreteert, decreteerde, decreteerden, gedecreteerd)
    • afkondigen verbe (kondig af, kondigt af, kondigde af, kondigden af, afgekondigd)
  6. proclamer
    bekendmaken; proclameren; afkondigen
    • bekendmaken verbe (maak bekend, maakt bekend, maakte bekend, maakten bekend, bekendgemaakt)
    • proclameren verbe (proclameer, proclameert, proclameerde, proclameerden, geproclameerd)
    • afkondigen verbe (kondig af, kondigt af, kondigde af, kondigden af, afgekondigd)
  7. proclamer (faire l'appel des noms; annoncer)
    afroepen; namen afroepen; omroepen
    • afroepen verbe (roep af, roept af, riep af, riepen af, afgeroepen)
    • omroepen verbe (roep om, roept om, riep om, riepen om, omgeroepen)
  8. proclamer (claironner; annoncer)
    uitbazuinen
    • uitbazuinen verbe (bazuin uit, bazuint uit, bazuinde uit, bazuinden uit, uitbazuind)

Conjugations for proclamer:

Présent
  1. proclame
  2. proclames
  3. proclame
  4. proclamons
  5. proclamez
  6. proclament
imparfait
  1. proclamais
  2. proclamais
  3. proclamait
  4. proclamions
  5. proclamiez
  6. proclamaient
passé simple
  1. proclamai
  2. proclamas
  3. proclama
  4. proclamâmes
  5. proclamâtes
  6. proclamèrent
futur simple
  1. proclamerai
  2. proclameras
  3. proclamera
  4. proclamerons
  5. proclamerez
  6. proclameront
subjonctif présent
  1. que je proclame
  2. que tu proclames
  3. qu'il proclame
  4. que nous proclamions
  5. que vous proclamiez
  6. qu'ils proclament
conditionnel présent
  1. proclamerais
  2. proclamerais
  3. proclamerait
  4. proclamerions
  5. proclameriez
  6. proclameraient
passé composé
  1. ai proclamé
  2. as proclamé
  3. a proclamé
  4. avons proclamé
  5. avez proclamé
  6. ont proclamé
divers
  1. proclame!
  2. proclamez!
  3. proclamons!
  4. proclamé
  5. proclamant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Translation Matrix for proclamer:

NounRelated TranslationsOther Translations
aflezen lecture à haute voix
bekendmaken annonce; annotation; mention; notification; rapport
oplezen lecture à haute voix
publiceren publication
verordenen impérative; prescription; proclamation
VerbRelated TranslationsOther Translations
afkondigen annoncer; décréter; notifier; ordonner; proclamer; promulguer; publier; rendre publique décréter; ordonner; statuer
aflezen annoncer; notifier; proclamer; promulguer; publier; rendre publique achever de lire; finir un livre; lire; lire jusqu'au bout
afroepen annoncer; faire l'appel des noms; notifier; proclamer; promulguer; publier; rendre publique
bekend maken annoncer; notifier; proclamer; promulguer; publier; rendre publique
bekendmaken annoncer; notifier; proclamer; promulguer; publier; rendre publique
decreteren annoncer; décréter; ordonner; proclamer; promulguer assigner; charger; commander; consacrer à; dicter; diriger; décréter; dévouer; enjoindre; obliger à; ordonner; prescrire; régir; sommer; statuer
een boodschap uitdragen proclamer; répandre; transmettre
namen afroepen annoncer; faire l'appel des noms; proclamer
omroepen annoncer; faire l'appel des noms; proclamer annoncer; diffuser; présenter les nouvelles; radiodiffuser; émettre
openbaar maken annoncer; notifier; proclamer; promulguer; publier; rendre publique
openbaren annoncer; communiquer; divulguer; montrer; proclamer; publier; rendre public; émettre s'exprimer; se dévoiler; se manifester; se révéler
oplezen annoncer; notifier; proclamer; promulguer; publier; rendre publique
ordonneren annoncer; décréter; ordonner; proclamer; promulguer
proclameren proclamer
publiceren annoncer; communiquer; divulguer; montrer; proclamer; publier; rendre public; émettre publier
uitbazuinen annoncer; claironner; proclamer
uitbrengen annoncer; communiquer; divulguer; montrer; proclamer; publier; rendre public; émettre dénoncer; dénoncer quelqu'un; lancer; publier; trahir; éditer
uitdragen proclamer; répandre; transmettre achever; mener vers la fin; terminer
verkondigen proclamer; répandre; transmettre annoncer; donner son opinion
verordenen annoncer; décréter; ordonner; proclamer; promulguer assigner; charger; commander; consacrer à; dicter; diriger; décréter; dévouer; enjoindre; obliger à; ordonner; prescrire; régir; sommer
verordineren annoncer; décréter; ordonner; proclamer; promulguer

Synonyms for "proclamer":


Wiktionary Translations for proclamer:

proclamer proclamer
verb
  1. officieel verklaren