French

Detailed Translations for renverser from French to Dutch

renverser:

renverser verbe (renverse, renverses, renversons, renversez, )

  1. renverser (heurter en roulant; écraser)
    overrijden; omverrijden; overheen rijden
  2. renverser (se retourner; retourner; rentrer; )
    teruggaan; omkeren; keren
    • teruggaan verbe (ga terug, gaat terug, ging terug, gingen terug, teruggegaan)
    • omkeren verbe (keer om, keert om, keerde om, keerden om, omgekeerd)
    • keren verbe (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
  3. renverser
    omverwerpen; omvergooien; omgooien; omkiepen; omwerpen; omkieperen
    • omverwerpen verbe (werp omver, werpt omver, wierp omver, wierpen omver, omver geworpen)
    • omvergooien verbe (gooi omver, gooit omver, gooide omver, gooiden omver, omver gegooid)
    • omgooien verbe (gooi om, gooit om, gooide om, gooiden om, omgegooid)
    • omkiepen verbe (kiep om, kiept om, kiepte om, kiepten om, omgekiept)
    • omwerpen verbe (werp om, werpt om, wierp om, wierpen om, omgeworpen)
    • omkieperen verbe (kieper om, kiepert om, kieperde om, kieperden om, omgekieperd)
  4. renverser
    omvergooien
    • omvergooien verbe (gooi omver, gooit omver, gooide omver, gooiden omver, omver gegooid)
  5. renverser
    omgieten
    • omgieten verbe (omgiet, omgoot, omgoten, omgoten)
  6. renverser
    overkiepen
    • overkiepen verbe (kiep over, kiept over, kiepte over, kiepten over, over gekiept)
  7. renverser (modifier; changer; transformer; )
    modificeren; veranderen; wijzigen; herzien; amenderen; omwerken
    • modificeren verbe (modificeer, modificeert, modificeerde, modificeerden, gemodificeerd)
    • veranderen verbe (verander, verandert, veranderde, veranderden, veranderd)
    • wijzigen verbe (wijzig, wijzigt, wijzigde, wijzigden, gewijzigd)
    • herzien verbe (herzie, herziet, herzag, herzagen, herzien)
    • amenderen verbe (amendeer, amendeert, amendeerde, amendeerden, geamendeerd)
    • omwerken verbe (werk om, werkt om, werkte om, werkten om, omgewerkt)
  8. renverser (renverser en soufflant; arracher; abattre)
    omwaaien; omblazen; omverwaaien
  9. renverser (culbuter; tomber; basculer; dégringoler; faire la culbute)
    duikelen; buitelen
    • duikelen verbe (duikel, duikelt, duikelde, duikelden, geduikeld)
    • buitelen verbe (buitel, buitelt, buitelde, buitelden, gebuiteld)
  10. renverser (altérer; changer; modifier)
    ombuigen; doen buigen
  11. renverser (faire tomber)
    ten val brengen; wippen
    • ten val brengen verbe (breng ten val, brengt ten val, bracht ten val, brachten ten val, ten val gebracht)
    • wippen verbe (wip, wipt, wipte, wipten, gewipt)
  12. renverser (faire tomber)
    omvertrekken
    • omvertrekken verbe (trek omver, trekt omver, trok omver, trokken omver, omvergetrokken)
  13. renverser (faire tomber)
    omspringen; omverspringen
    • omspringen verbe (spring om, springt om, sprong om, sprongen om, omgesprongen)
    • omverspringen verbe (spring omver, springt omver, sprong omver, sprongen omver, omver gesprongen)
  14. renverser (plonger; mettre sur le côté; basculer; )
    kantelen; omver kiepen; kiepen; dompen
    • kantelen verbe (kantel, kantelt, kantelde, kantelden, gekanteld)
    • omver kiepen verbe
    • kiepen verbe (kiep, kiept, kiepte, kiepten, gekiept)
    • dompen verbe (domp, dompt, dompte, dompten, gedompt)
  15. renverser (bousculer; faire tomber)
    omstoten; omduwen; omverstoten
    • omstoten verbe (stoot om, stootte om, stootten om, omgestoten)
    • omduwen verbe (duw om, duwt om, duwde om, duwden om, omgeduwd)
    • omverstoten verbe (stoot omver, stootte omver, stootten omver, omver gestoten)
  16. renverser (bousculer; chavirer; basculer; bouleverser)
    omverslaan
    • omverslaan verbe (sla omver, slaat omver, sloeg omver, sloegen omver, omver geslagen)
  17. renverser (se casser la gueule; tomber; échouer; )
    vallen; op zijn bek gaan; ten val komen; onderuitgaan
    • vallen verbe (val, valt, viel, vielen, gevallen)
    • ten val komen verbe (kom ten val, komt ten val, kwam ten val, kwamen ten val, ten val gekomen)
    • onderuitgaan verbe (ga onderuit, gaat onderuit, ging onderuit, gingen onderuit, onderuit gegaan)

Conjugations for renverser:

Présent
  1. renverse
  2. renverses
  3. renverse
  4. renversons
  5. renversez
  6. renversent
imparfait
  1. renversais
  2. renversais
  3. renversait
  4. renversions
  5. renversiez
  6. renversaient
passé simple
  1. renversai
  2. renversas
  3. renversa
  4. renversâmes
  5. renversâtes
  6. renversèrent
futur simple
  1. renverserai
  2. renverseras
  3. renversera
  4. renverserons
  5. renverserez
  6. renverseront
subjonctif présent
  1. que je renverse
  2. que tu renverses
  3. qu'il renverse
  4. que nous renversions
  5. que vous renversiez
  6. qu'ils renversent
conditionnel présent
  1. renverserais
  2. renverserais
  3. renverserait
  4. renverserions
  5. renverseriez
  6. renverseraient
passé composé
  1. ai renversé
  2. as renversé
  3. a renversé
  4. avons renversé
  5. avez renversé
  6. ont renversé
divers
  1. renverse!
  2. renversez!
  3. renversons!
  4. renversé
  5. renversant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Translation Matrix for renverser:

NounRelated TranslationsOther Translations
amenderen amendement
modificeren amendement
onderuitgaan bévue
vallen chute; culbute; tombée
veranderen alternance; amendement; changement; conversion; développement; modification; mutation; métamorphose; remaniement; transformation; échange
wijzigen alternance; amendement; changement; conversion; développement; modification; métamorphose; remaniement; transformation; échange
VerbRelated TranslationsOther Translations
amenderen altérer; amender; changer; modifier; remanier; renverser; restructurer; retravailler; réformer; réorganiser; réviser; transformer
buitelen basculer; culbuter; dégringoler; faire la culbute; renverser; tomber
doen buigen altérer; changer; modifier; renverser
dompen basculer; chavirer; mettre sur le côté; plonger; renverser; retourner; tremper
duikelen basculer; culbuter; dégringoler; faire la culbute; renverser; tomber
herzien altérer; amender; changer; modifier; remanier; renverser; restructurer; retravailler; réformer; réorganiser; réviser; transformer aller mieux; alterner; altérer; amender; améliorer; changer; modifier; perfectionner; permuter; renouer; renouveler; retravailler; revitaliser; revoir; réformer; régénérer; rénover; réviser; transformer; varier; échanger
kantelen basculer; chavirer; mettre sur le côté; plonger; renverser; retourner; tremper basculer; chavirer; convertir; faire un mouvement de rotation; graviter autour; pivoter; retourner; rouler; se renverser; se rouler; tourner; tourner autour de; tournoyer; transformer
keren aller de retour; aller en arrière; détourner; reculer; rentrer; renverser; retourner; revenir; se retourner; tourner faire tourner; faire virer; intervertir; inverser; retourner; tourner; virer
kiepen basculer; chavirer; mettre sur le côté; plonger; renverser; retourner; tremper basculer; culbuter; dégringoler; tomber
modificeren altérer; amender; changer; modifier; remanier; renverser; restructurer; retravailler; réformer; réorganiser; réviser; transformer
omblazen abattre; arracher; renverser; renverser en soufflant
ombuigen altérer; changer; modifier; renverser courber; incurver; infléchir; plier; replier; économiser
omduwen bousculer; faire tomber; renverser
omgieten renverser
omgooien renverser
omkeren aller de retour; aller en arrière; détourner; reculer; rentrer; renverser; retourner; revenir; se retourner; tourner convertir; faire demi-tour; feuilleter; inverser; rentrer; retourner; revenir; se retourner; tourner
omkiepen renverser
omkieperen renverser
omspringen faire tomber; renverser
omstoten bousculer; faire tomber; renverser
omver kiepen basculer; chavirer; mettre sur le côté; plonger; renverser; retourner; tremper
omvergooien renverser
omverrijden heurter en roulant; renverser; écraser
omverslaan basculer; bouleverser; bousculer; chavirer; renverser
omverspringen faire tomber; renverser
omverstoten bousculer; faire tomber; renverser
omvertrekken faire tomber; renverser
omverwaaien abattre; arracher; renverser; renverser en soufflant
omverwerpen renverser
omwaaien abattre; arracher; renverser; renverser en soufflant
omwerken altérer; amender; changer; modifier; remanier; renverser; restructurer; retravailler; réformer; réorganiser; réviser; transformer arracher les mauvaises herbes; bêcher; désherber; labourer; percer; remanier; retravailler
omwerpen renverser
onderuitgaan basculer; faire la culbute; ne pas réussir; rater; renverser; se casser la gueule; tomber; tomber à terre; trébucher; échouer; être un flop déraper; faire un vol plané; glisser; trébucher
op zijn bek gaan basculer; faire la culbute; ne pas réussir; rater; renverser; se casser la gueule; tomber; tomber à terre; trébucher; échouer; être un flop
overheen rijden heurter en roulant; renverser; écraser
overkiepen renverser
overrijden heurter en roulant; renverser; écraser
ten val brengen faire tomber; renverser
ten val komen basculer; faire la culbute; ne pas réussir; rater; renverser; se casser la gueule; tomber; tomber à terre; trébucher; échouer; être un flop
teruggaan aller de retour; aller en arrière; détourner; reculer; rentrer; renverser; retourner; revenir; se retourner; tourner amoindrir; baisser; dater de; diminuer; décliner; décroître; pourrir; périr; remonter à; réduire; sombrer
vallen basculer; faire la culbute; ne pas réussir; rater; renverser; se casser la gueule; tomber; tomber à terre; trébucher; échouer; être un flop abdiquer; agoniser; basculer; chuter; crever; culbuter; décéder; dégringoler; mourir; partir; périr; rouler à terre; s'effondrer; s'effrondrer; s'écraser; s'écrouler; tomber; tomber de; tomber en bas; trépasser; être tué
veranderen altérer; amender; changer; modifier; remanier; renverser; restructurer; retravailler; réformer; réorganiser; réviser; transformer alterner; altérer; changer; différer; diverger; modifier; permuter; transformer; varier; échanger
wijzigen altérer; amender; changer; modifier; remanier; renverser; restructurer; retravailler; réformer; réorganiser; réviser; transformer alterner; altérer; amender; changer; modifier; permuter; rectifier; refondre; remanier; réviser; transformer; varier; échanger
wippen faire tomber; renverser

Synonyms for "renverser":


Wiktionary Translations for renverser:

renverser
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
renverser
verb
  1. (overgankelijk) materiaal daar laten belanden waar niet thuis hoort
  2. iets met een slag om laten vallen
  3. op heftige wijze tegen iemand opbotsen
  4. met de wielen van een voertuig over iets of iemand heen rijden

Cross Translation:
FromToVia
renverser omvallen; kapseizen keel over — of a vessel: to roll so far on its side that it cannot recover
renverser omverwerpen overthrow — bring about downfall
renverser kapseizen; omslaan overturn — to turn over, capsize
renverser omverwerpen overturn — to overthrow
renverser morsen spill — transitive: to drop something so that it spreads out
renverser omverwerpen subvert — to overthrow
renverser omdraaiing; omdraaien turnover — to overturn something
renverser omstoten upset — tip, overturn

Related Translations for renverser