Interglot - "coton" translated from French to Dutch

Summary

French to Dutch: more detail...

coton:
- katoen; katoenstof; katoendraad; katoengaren; boomwol; katoenpluis
Wiktionary:
- coton → katoen, ruwe katoen
- coton → katoen, katoenplant, watten

French

Detailed Translations for coton from French to Dutch

le coton (toile de coton)
de katoen; katoenstof
- katoen [de ~ (m)] nom
- katoenstof [znw.] nom
le coton (toile de coton; fil de coton)
de katoen; de katoendraad; het katoengaren
- katoen [de ~ (m)] nom
- katoendraad [de ~ (m)] nom
- katoengaren [het ~] nom
le coton (chaussette; toile de coton)
de katoen; boomwol
- katoen [de ~ (m)] nom
- boomwol [znw.] nom
le coton (ouate)
het katoenpluis
- katoenpluis [het ~] nom
le coton
de katoen
- katoen [de ~ (m)] nom

Noun	Related Translations	Other Translations
boomwol	chaussette; coton; toile de coton
katoen	chaussette; coton; fil de coton; toile de coton
katoendraad	coton; fil de coton; toile de coton
katoengaren	coton; fil de coton; toile de coton
katoenpluis	coton; ouate
katoenstof	coton; toile de coton

coton

noun

coton

noun

een zachte vezel die uit de opperhuid (epidermis) van de zaden van de katoenplant groeit
- katoen → coton

Cross Translation:

From	To	Via
• coton	→ katoen	↔ cotton — fiber
• coton	→ katoen; katoenplant	↔ cotton — plant
• coton	→ katoen	↔ Baumwolle — die Samenhaare der Baumwollpflanze (Gossypium), einer strauchigen Malvaceengattung mit walnussgroßen Fruchtkapseln, die lange Baumwollhaare und kurze Filzhaare herausquellen lassen
• coton	→ watten	↔ Watte — lockeres Gefüge aus einzelnen Textilfasern