Dutch

Detailed Translations for jong from Dutch to German

jong:

jong adj

  1. jong (jeugdig)

jong [het ~] nom

  1. het jong (welp; hondje)
    Junge; Jung

Translation Matrix for jong:

NounRelated TranslationsOther Translations
Jung hondje; jong; welp jonge kat; katje; poesje
Junge hondje; jong; welp jonge kat; katje; poesje
ModifierRelated TranslationsOther Translations
jugendlich jeugdig; jong
jung jeugdig; jong

Related Words for "jong":


Antonyms for "jong":


Related Definitions for "jong":

  1. wie of wat nog niet lang bestaat1
    • ze is pas achttien, dat is nog jong1

Wiktionary Translations for jong:

jong
adjective
  1. van geringe leeftijd
noun
  1. een directe nakomeling van een dier
jong
noun
  1. junger Fuchs, Wolf oder Hund

Cross Translation:
FromToVia
jong Kalb calf — young elephant, seal or whale (also used of some other animals)
jong klein; jung small — young
jong jung; jugendlich young — in the early part of life or growth
jong jung young — as if young
jong jung young — belonging in the early part of life
jong jung; unerfahren young — having little experience
jong jung; jugendlich jeune — Qui est dans une phase au commencement de sa vie ou de son développement ; qui n’est guère avancé en âge, en parlant des humains, des animaux ou des végétaux.
jong klein; jung petit — Jeune.

jongen:

jongen [de ~ (m)] nom

  1. de jongen (rakker)
    der Straßenjunge; der Bengel; der Flegel; der Rüpel; der Racker; der Lümmel; der Taugenichts; der Lausejunge; der Schelm; der Gauner; der Lausbube; der Frechdachs

jongen verbe (jong, jongt, jongde, jongden, gejongd)

  1. jongen (werpen; ter wereld brengen)

Conjugations for jongen:

o.t.t.
  1. jong
  2. jongt
  3. jongt
  4. jongen
  5. jongen
  6. jongen
o.v.t.
  1. jongde
  2. jongde
  3. jongde
  4. jongden
  5. jongden
  6. jongden
v.t.t.
  1. heb gejongd
  2. hebt gejongd
  3. heeft gejongd
  4. hebben gejongd
  5. hebben gejongd
  6. hebben gejongd
v.v.t.
  1. had gejongd
  2. had gejongd
  3. had gejongd
  4. hadden gejongd
  5. hadden gejongd
  6. hadden gejongd
o.t.t.t.
  1. zal jongen
  2. zult jongen
  3. zal jongen
  4. zullen jongen
  5. zullen jongen
  6. zullen jongen
o.v.t.t.
  1. zou jongen
  2. zou jongen
  3. zou jongen
  4. zouden jongen
  5. zouden jongen
  6. zouden jongen
diversen
  1. jong!
  2. jongt!
  3. gejongd
  4. jongend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for jongen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Bengel jongen; rakker bengel; bengels; boefje; deugniet; kwajongen; ondeugd; rekel; schavuit; schelm; stouterd; vlegel; vlegels
Flegel jongen; rakker bengels; boef; boer; boerenlul; brutaal joch; brutale kerel; fielt; heikneuter; hork; kinkel; lomperd; lummel; mispunt; naarling; onbeschofte man; ongelikte beer; proleet; pummel; rekel; rotjoch; rotzak; schobbejak; schoft; schurk; smeerlap; smiecht; stinkerd; stouterd; vlegel; vlegels
Frechdachs jongen; rakker rekel; stouterd
Gauner jongen; rakker boef; fielt; galgenbrok; galgentronie; gauwdief; mispunt; naarling; rotzak; schobbejak; schoft; schurk; smeerlap; smiecht; snaak; stinkerd; stouterd
Lausbube jongen; rakker boef; fielt; picaro; schavuit; schelm; schobbejak; schurk; stouterd
Lausejunge jongen; rakker rekel; stouterd
Lümmel jongen; rakker boerenkinkel; boerenlul; heikneuter; hork; hufter; kinkel; klootzak; lummel; pummel; rekel; stouterd; vlegel
Racker jongen; rakker boef; fielt; galgenbrok; galgentronie; picaro; rekel; schavuit; schelm; schobbejak; schurk; snaak; stouterd
Rüpel jongen; rakker belhamel; hufter; kinkel; klootzak; lummel; pummel; raddraaier; raddraaister; rekel; rouwdouwer; ruw iemand; schoffie; stouterd; vlegel; vlerk
Schelm jongen; rakker bengel; boef; boefje; deugniet; fielt; grappenmaker; guit; komiek; kwajongen; mallerd; mispunt; naarling; olijkerd; ondeugd; paljas; pias; picaro; rekel; rotzak; schavuit; schelm; schobbejak; schoft; schurk; smeerlap; smiecht; snaak; stinkerd; stouterd; uilenspiegel; vlegel
Straßenjunge jongen; rakker stouterd; straatjongen; straatkind; vandaal; zwerfjongere
Taugenichts jongen; rakker boef; deugniet; fielt; geitenbreier; guit; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; mispunt; naarling; nietsnut; niksnut; rakker; rotzak; schobbejak; schoft; schurk; slampamper; slapkous; smeerlap; smiecht; snaak; stinkerd; stouterd
VerbRelated TranslationsOther Translations
Junge bekommen jongen; ter wereld brengen; werpen
Junge werfen jongen; ter wereld brengen; werpen

Related Words for "jongen":


Antonyms for "jongen":


Related Definitions for "jongen":

  1. kind van mannelijk geslacht1
    • ze hebben twee kinderen, een jongen en een meisje1

Wiktionary Translations for jongen:

jongen
noun
  1. onvolwassen man
jongen
noun
  1. gehoben, veraltend, süddeutsch: Kind männlichen Geschlechts
  2. männliches Kind
  3. junger Mann; Junge
  4. männliches Kind

Cross Translation:
FromToVia
jongen Junge; Knabe; Bube boy — young male
jongen Junge; Knabe lad — a boy
jongen Mann male — human of masculine sex or gender
jongen Nachkomme; Nachwuchs; Brut; Abkömmling; Junge young — offspring
jongen Junge; Knabe garçon — Jeune homme

Related Translations for jong