Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. pareren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for pareren from Dutch to German

pareren:

pareren verbe (pareer, pareert, pareerde, pareerden, gepareerd)

  1. pareren (afweren; weren)
    abhalten; abwehren
    • abhalten verbe (halte ab, hälst ab, hält ab, hielt ab, hieltet ab, abgehalten)
    • abwehren verbe (wehre ab, wehrst ab, wehrt ab, wehrte ab, wehrtet ab, abgewehrt)

Conjugations for pareren:

o.t.t.
  1. pareer
  2. pareert
  3. pareert
  4. pareren
  5. pareren
  6. pareren
o.v.t.
  1. pareerde
  2. pareerde
  3. pareerde
  4. pareerden
  5. pareerden
  6. pareerden
v.t.t.
  1. heb gepareerd
  2. hebt gepareerd
  3. heeft gepareerd
  4. hebben gepareerd
  5. hebben gepareerd
  6. hebben gepareerd
v.v.t.
  1. had gepareerd
  2. had gepareerd
  3. had gepareerd
  4. hadden gepareerd
  5. hadden gepareerd
  6. hadden gepareerd
o.t.t.t.
  1. zal pareren
  2. zult pareren
  3. zal pareren
  4. zullen pareren
  5. zullen pareren
  6. zullen pareren
o.v.t.t.
  1. zou pareren
  2. zou pareren
  3. zou pareren
  4. zouden pareren
  5. zouden pareren
  6. zouden pareren
en verder
  1. ben gepareerd
  2. bent gepareerd
  3. is gepareerd
  4. zijn gepareerd
  5. zijn gepareerd
  6. zijn gepareerd
diversen
  1. pareer!
  2. pareert!
  3. gepareerd
  4. parerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for pareren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
abhalten afweren; pareren; weren afhouden; aftrekken; beletten; ervanaf houden; in mindering brengen; inhouden; terughouden; verrekenen; weerhouden
abwehren afweren; pareren; weren afhouden; protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen; terughouden; verzetten; weren

Wiktionary Translations for pareren:


Cross Translation:
FromToVia
pareren abraten zu tun; weglenken; wegwenden; ableiten; abwenden; entwenden détourner — Traductions à trier suivant le sens
pareren zurückschlagen rétorquerretourner contre son adversaire les raisons, les arguments, les preuves dont il s’servir.