Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. gezouten:
  2. zouten:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gezouten from Dutch to German

gezouten:

gezouten adj

  1. gezouten (gepekeld)

Translation Matrix for gezouten:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
eingesalzen gepekeld; gezouten
gepökelt gepekeld; gezouten

Wiktionary Translations for gezouten:


Cross Translation:
FromToVia
gezouten gesalzen salted — to which salt has been added

gezouten form of zouten:

zouten verbe (zout, zoutte, zoutten, gezouten)

  1. zouten
    salzen; einlegen; konservieren; einmachen; einkochen; einsalzen; einpökeln
    • salzen verbe
    • einlegen verbe (lege ein, legst ein, legt ein, legte ein, legtet ein, eingelegt)
    • konservieren verbe (konserviere, konservierst, konserviert, konservierte, konserviertet, konserviert)
    • einmachen verbe (mache ein, machst ein, macht ein, machte ein, machtet ein, eingemacht)
    • einkochen verbe (koche ein, kochst ein, kocht ein, kochte ein, kochtet ein, eingekocht)
    • einsalzen verbe (salze ein, salzt ein, salzte ein, salztet ein, eingesalzt)
    • einpökeln verbe (pökele ein, pökelst ein, pökelt ein, pökelte ein, pökeltet ein, eingepökelt)

Conjugations for zouten:

o.t.t.
  1. zout
  2. zout
  3. zout
  4. zouten
  5. zouten
  6. zouten
o.v.t.
  1. zoutte
  2. zoutte
  3. zoutte
  4. zoutten
  5. zoutten
  6. zoutten
v.t.t.
  1. heb gezouten
  2. hebt gezouten
  3. heeft gezouten
  4. hebben gezouten
  5. hebben gezouten
  6. hebben gezouten
v.v.t.
  1. had gezouten
  2. had gezouten
  3. had gezouten
  4. hadden gezouten
  5. hadden gezouten
  6. hadden gezouten
o.t.t.t.
  1. zal zouten
  2. zult zouten
  3. zal zouten
  4. zullen zouten
  5. zullen zouten
  6. zullen zouten
o.v.t.t.
  1. zou zouten
  2. zou zouten
  3. zou zouten
  4. zouden zouten
  5. zouden zouten
  6. zouden zouten
diversen
  1. zout!
  2. zout!
  3. gezouten
  4. zoutend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for zouten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
einkochen zouten behouden; bewaren; conserveren; dikker worden; door koken dikker worden; geconcentreerder worden; in blik conserveren; inblikken; indikken; inmaken; inpekelen; inzouten; opzouten; ruim overklassen; stollen; verdikken
einlegen zouten conserveren; in blik conserveren; inblikken; inleggen; inmaken; inpassen; inpekelen; invoegen; inzouten; koppelen; marineren; mobiliseren; opzouten; passen in; toebereiden; tussenlassen; tussenleggen
einmachen zouten behouden; bewaren; conserveren; in blik conserveren; inblikken; inleggen; inmaken; inpekelen; inzouten; opzouten; ruim overklassen; wecken
einpökeln zouten inmaken; inpekelen; inzouten; opzouten; pekelen
einsalzen zouten inmaken; inpekelen; inzouten; opzouten
konservieren zouten behouden; bewaren; conserveren; in blik conserveren; inblikken; inleggen; inmaken; inpekelen; inzouten; marineren; opzouten; toebereiden; verduurzamen; wecken
salzen zouten

Related Words for "zouten":


Wiktionary Translations for zouten:

zouten
verb
  1. eerste betekenisomschrijving

Cross Translation:
FromToVia
zouten salzen salt — add salt to
zouten salzen; einsalzen; pökeln saler — (cuisine) assaisonner avec du sel.