Dutch

Detailed Translations for schare from Dutch to German

schare:

schare [de ~] nom

  1. de schare (menigte; bende; massa; )
    der Haufen; die Menge; die Schar; die Truppe; die Horde
  2. de schare (kudde; massa; horde; )
    die Schar; der Schwarm; die Herde; der Haufen; die Horde; der Trupp; die Menge; die Masse; die Volksmenge

Translation Matrix for schare:

NounRelated TranslationsOther Translations
Haufen bende; drom; hoop; horde; kudde; massa; menigte; schaar; schare; troep accumulatie; bende; berg; bijeenbrenging; boel; clan; grote hoeveelheid; heleboel; hoop; hopen; kluit; massa; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; overvloed; selectie; sortering; stapel; stapeling; stapels; stel; verzameling
Herde drom; horde; kudde; massa; schaar; schare; troep
Horde bende; drom; hoop; horde; kudde; massa; menigte; schaar; schare; troep aantal personen bijeen; allegaartje; bende; clan; gezelschap; groep; horde; mengelmoes; meute; samenraapsel; troep
Masse drom; horde; kudde; massa; schaar; schare; troep accumulatie; berg; boel; drom; grote hoeveelheid; heleboel; hoop; massa; menigte; mensenmassa; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; oploopje; opstapeling; overvloed; samenkomst; stapel; toeloop; troep
Menge bende; drom; hoop; horde; kudde; massa; menigte; schaar; schare; troep aantal; aardig wat; accumulatie; benoemde set; berg; boel; drom; groot en dik stuk; grote hoeveelheid; heleboel; hoeveelheid; homp; hoop; kluit; kwantiteit; massa; menigte; mensenmassa; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; oploopje; opstapeling; overvloed; partij; samenkomst; selectie; set; sortering; stapel; stel; toeloop; troep; verzameling
Schar bende; drom; hoop; horde; kudde; massa; menigte; schaar; schare; troep aantal personen bijeen; allegaartje; cohort; drom; gezelschap; groep; groep mensen; massa; mengelmoes; menigte; mensenmassa; oploopje; samenkomst; samenraapsel; toeloop; troep
Schwarm drom; horde; kudde; massa; schaar; schare; troep afgod; afgodsbeeld; idool; oploopje; samenkomst; toeloop; zwerm
Trupp drom; horde; kudde; massa; schaar; schare; troep aantal personen bijeen; drom; gezelschap; groep; groep mensen; massa; menigte; mensenmassa; oploopje; samenkomst; toeloop; troep
Truppe bende; drom; hoop; horde; massa; menigte; schare bemanning; brigade; groep
Volksmenge drom; horde; kudde; massa; schaar; schare; troep drom; massa; menigte; mensenmassa; oploopje; samenkomst; toeloop; troep; volksmenigte

Wiktionary Translations for schare:


Cross Translation:
FromToVia
schare Gedränge crowd — group of people
schare Masse; Haufen; Menge; Stapel masseamas de plusieurs parties qui faire corps ensemble.



German

Detailed Translations for schare from German to Dutch

scharen:

scharen verbe (schare, schärst, schärt, scharte, schartet, geschart)

  1. scharen (versammeln)
    scharen
    • scharen verbe (schaar, schaart, schaarde, schaarden, geschaard)
  2. scharen (Geld auf der Bank tun; sparen; sammeln; )
    sparen; op bankrekening zetten
  3. scharen (versammeln; sammeln; ansammeln)
    verzamelen; verenigen
    • verzamelen verbe (verzamel, verzamelt, verzamelde, verzamelden, verzameld)
    • verenigen verbe (verenig, verenigt, verenigde, verenigden, verenigd)

Conjugations for scharen:

Präsens
  1. schare
  2. schärst
  3. schärt
  4. scharen
  5. schart
  6. scharen
Imperfekt
  1. scharte
  2. schartest
  3. scharte
  4. scharten
  5. schartet
  6. scharten
Perfekt
  1. habe geschart
  2. hast geschart
  3. hat geschart
  4. haben geschart
  5. habt geschart
  6. haben geschart
1. Konjunktiv [1]
  1. schare
  2. scharest
  3. schare
  4. scharen
  5. scharet
  6. scharen
2. Konjunktiv
  1. scharte
  2. schartest
  3. scharte
  4. scharten
  5. schartet
  6. scharten
Futur 1
  1. werde scharen
  2. wirst scharen
  3. wird scharen
  4. werden scharen
  5. werdet scharen
  6. werden scharen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde scharen
  2. würdest scharen
  3. würde scharen
  4. würden scharen
  5. würdet scharen
  6. würden scharen
Diverses
  1. schar!
  2. schart!
  3. scharen Sie!
  4. geschart
  5. scharend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for scharen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
op bankrekening zetten Geld auf der Bank tun; ansammeln; aufbewahren; sammeln; scharen; sparen; versammeln; übrigbehalten
scharen scharen; versammeln
sparen Geld auf der Bank tun; ansammeln; aufbewahren; sammeln; scharen; sparen; versammeln; übrigbehalten achten; ansammeln; sammeln; versammeln; verschonen
verenigen ansammeln; sammeln; scharen; versammeln
verzamelen ansammeln; sammeln; scharen; versammeln ansammeln; auflesen; bündeln; einholen; einsammeln; ernten; häufen; lesen; pflücken; sammeln; versammeln; zusammenkommen; zusammensuchen; zusammentragen

Synonyms for "scharen":


Wiktionary Translations for scharen: