Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. beeldhouwen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for beeldhouwen from Dutch to German

beeldhouwen:

beeldhouwen verbe (houw beeld, houwt beeld, houwde beeld, houwden beeld, beeldgehouwen)

  1. beeldhouwen
    meißeln; schnitzen
    • meißeln verbe (meißele, meißelst, meißelt, meißelte, meißeltet, gemeißelt)
    • schnitzen verbe (schitze, schitzt, schitzte, schitztet, geschnitzt)

Conjugations for beeldhouwen:

o.t.t.
  1. houw beeld
  2. houwt beeld
  3. houwt beeld
  4. houwen beeld
  5. houwen beeld
  6. houwen beeld
o.v.t.
  1. houwde beeld
  2. houwde beeld
  3. houwde beeld
  4. houwden beeld
  5. houwden beeld
  6. houwden beeld
v.t.t.
  1. heb beeldgehouwen
  2. hebt beeldgehouwen
  3. heeft beeldgehouwen
  4. hebben beeldgehouwen
  5. hebben beeldgehouwen
  6. hebben beeldgehouwen
v.v.t.
  1. had beeldgehouwen
  2. had beeldgehouwen
  3. had beeldgehouwen
  4. hadden beeldgehouwen
  5. hadden beeldgehouwen
  6. hadden beeldgehouwen
o.t.t.t.
  1. zal beeldhouwen
  2. zult beeldhouwen
  3. zal beeldhouwen
  4. zullen beeldhouwen
  5. zullen beeldhouwen
  6. zullen beeldhouwen
o.v.t.t.
  1. zou beeldhouwen
  2. zou beeldhouwen
  3. zou beeldhouwen
  4. zouden beeldhouwen
  5. zouden beeldhouwen
  6. zouden beeldhouwen
diversen
  1. houw beeld!
  2. houwt beeld!
  3. beeldgehouwen
  4. beeldhouwende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beeldhouwen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
meißeln beeldhouwen beitelen
schnitzen beeldhouwen houtsnijden; kerven; snijwerk maken

Wiktionary Translations for beeldhouwen:

beeldhouwen
verb
  1. uit steen een beeld vervaardigen

Cross Translation:
FromToVia
beeldhouwen Bildhauerkunst; Skulptur sculpture — art of sculpting