Dutch

Detailed Translations for bekoord from Dutch to German

bekoord:


bekoren:

bekoren verbe (bekoor, bekoort, bekoorde, bekoorden, bekoord)

  1. bekoren (bevallen)
    betören; verführen; verzaubern; entzücken; bezaubern; bestricken; reizen; verlocken; bestechen; anlocken; verleiten
    • betören verbe (betöre, betörst, betört, betörte, betörtet, betört)
    • verführen verbe (verführe, verführst, verführt, verführte, verführtet, verführt)
    • verzaubern verbe (verzaubere, verzauberst, verzaubert, verzauberte, verzaubertet, verzaubert)
    • entzücken verbe (entzücke, entzückst, entzückt, entzückte, entzücktet, entzückt)
    • bezaubern verbe (bezaubere, bezauberst, bezaubert, bezauberte, bezaubertet, bezaubert)
    • bestricken verbe (bestricke, bestrickst, bestrickt, bestrickte, bestricktet, bestrickt)
    • reizen verbe (reize, reizst, reizt, reizte, reiztet, gereizt)
    • verlocken verbe (verlocke, verlockst, verlockt, verlockte, verlocktet, verlockt)
    • bestechen verbe (besteche, bestichst, besticht, bestocht, bestochen)
    • anlocken verbe
    • verleiten verbe (verleite, verleitest, verleitet, verleitete, verleitetet, verleitet)

Conjugations for bekoren:

o.t.t.
  1. bekoor
  2. bekoort
  3. bekoort
  4. bekoren
  5. bekoren
  6. bekoren
o.v.t.
  1. bekoorde
  2. bekoorde
  3. bekoorde
  4. bekoorden
  5. bekoorden
  6. bekoorden
v.t.t.
  1. heb bekoord
  2. hebt bekoord
  3. heeft bekoord
  4. hebben bekoord
  5. hebben bekoord
  6. hebben bekoord
v.v.t.
  1. had bekoord
  2. had bekoord
  3. had bekoord
  4. hadden bekoord
  5. hadden bekoord
  6. hadden bekoord
o.t.t.t.
  1. zal bekoren
  2. zult bekoren
  3. zal bekoren
  4. zullen bekoren
  5. zullen bekoren
  6. zullen bekoren
o.v.t.t.
  1. zou bekoren
  2. zou bekoren
  3. zou bekoren
  4. zouden bekoren
  5. zouden bekoren
  6. zouden bekoren
diversen
  1. bekoor!
  2. bekoort!
  3. bekoord
  4. bekorend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bekoren [znw.] nom

  1. bekoren (aantrekken; charmeren)
    Betören

Translation Matrix for bekoren:

NounRelated TranslationsOther Translations
Betören aantrekken; bekoren; charmeren
VerbRelated TranslationsOther Translations
anlocken bekoren; bevallen
bestechen bekoren; bevallen aanlokken; corrumperen; lokken; meelokken; omkopen; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken
bestricken bekoren; bevallen beheksen; betoveren; buitmaken; vangen
betören bekoren; bevallen aanlokken; begoochelen; beheksen; betoveren; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken
bezaubern bekoren; bevallen aanlokken; begoochelen; beheksen; betoveren; blij maken; in verrukking brengen; lokken; meelokken; plezieren; verblijden; verheugd; verleiden; verlokken; verrukken; voortlokken; weglokken
entzücken bekoren; bevallen beheksen; betoveren; blij maken; enthousiast raken; in verrukking brengen; in verrukking raken; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken
reizen bekoren; bevallen aandrijven; aanleiding geven tot; aansporen; blij maken; ergeren; in verrukking brengen; irriteren; jennen; op de zenuwen werken; ophitsen; opkrikken; opwekken; opwinden; pesten; plagen; plezieren; prikkelen; provoceren; sarren; stangen; stimuleren; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; uitlokken; verblijden; verheugd; verrukken; vervelen; zieken
verführen bekoren; bevallen aanlokken; beheksen; betoveren; blij maken; in verrukking brengen; in vervoering brengen; lokken; meelokken; plezieren; verblijden; verheugd; verleiden; verlokken; verrukken; vervoeren; voortlokken; weglokken
verleiten bekoren; bevallen aanlokken; in vervoering brengen; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; vervoeren; voortlokken; weglokken
verlocken bekoren; bevallen aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken
verzaubern bekoren; bevallen beheksen; betoveren; blij maken; in verrukking brengen; omtoveren; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken
OtherRelated TranslationsOther Translations
entzücken verrukken
verlocken verlokken

Wiktionary Translations for bekoren:

bekoren
verb
  1. aantrekkingskracht uitoefenen

Cross Translation:
FromToVia
bekoren anmuten; bezaubern; entzücken; verzücken; rauben; berauben; plündern ravirenlever de force, emporter avec violence.
bekoren beschwören; flehen; anziehen solliciterinciter ou exciter à faire quelque chose.
bekoren in Versuchung führen; versuchen tenteressayer, éprouver, mettre en usage quelque moyen pour faire réussir quelque chose.