Summary


Dutch

Detailed Translations for boekstaven from Dutch to German

boekstaven:

boekstaven verbe (boekstaaf, boekstaaft, boekstaafde, boekstaafden, geboekstaafd)

  1. boekstaven (te boek stellen)
    verzeichnen; belegen; festlegen; aufschreiben; niederschreiben
    • verzeichnen verbe (verzeichne, verzeichnest, verzeichnet, verzeichnete, verzeichnetet, verzeichnet)
    • belegen verbe (belege, belegst, belegt, belegte, belegtet, belegt)
    • festlegen verbe (lege fest, legst fest, legt fest, legte fest, legtet fest, festgelegt)
    • aufschreiben verbe (schreibe auf, schreibst auf, schreibt auf, schrieb auf, schriebt auf, aufgeschrieben)

Conjugations for boekstaven:

o.t.t.
  1. boekstaaf
  2. boekstaaft
  3. boekstaaft
  4. boekstaven
  5. boekstaven
  6. boekstaven
o.v.t.
  1. boekstaafde
  2. boekstaafde
  3. boekstaafde
  4. boekstaafden
  5. boekstaafden
  6. boekstaafden
v.t.t.
  1. heb geboekstaafd
  2. hebt geboekstaafd
  3. heeft geboekstaafd
  4. hebben geboekstaafd
  5. hebben geboekstaafd
  6. hebben geboekstaafd
v.v.t.
  1. had geboekstaafd
  2. had geboekstaafd
  3. had geboekstaafd
  4. hadden geboekstaafd
  5. hadden geboekstaafd
  6. hadden geboekstaafd
o.t.t.t.
  1. zal boekstaven
  2. zult boekstaven
  3. zal boekstaven
  4. zullen boekstaven
  5. zullen boekstaven
  6. zullen boekstaven
o.v.t.t.
  1. zou boekstaven
  2. zou boekstaven
  3. zou boekstaven
  4. zouden boekstaven
  5. zouden boekstaven
  6. zouden boekstaven
diversen
  1. boekstaaf!
  2. boekstaaft!
  3. geboekstaafd
  4. boekstavend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for boekstaven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aufschreiben boekstaven; te boek stellen aantekenen; boeken; noteren; op schrift stellen; opschrijven; optekenen; registreren; vastleggen
belegen boekstaven; te boek stellen aantonen; bewijzen; laten zien; presenteren; staven; toewijzen; tonen; vertonen
festlegen boekstaven; te boek stellen afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; bepalen; beslissen; besluiten; constateren; contracteren; definiëren; determineren; inrichten; installeren; nader omschrijven; omlijnen; omschrijven; op spaarrekening vastzetten; preciseren; uitstippelen; uitzetten; vastbinden; vastleggen; vastsjorren; vaststellen; vastzetten
niederschreiben boekstaven; te boek stellen
verzeichnen boekstaven; te boek stellen vertekenen