Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. bouwvallig worden:


Dutch

Detailed Translations for bouwvallig worden from Dutch to German

bouwvallig worden:

bouwvallig worden verbe (word bouwvallig, wordt bouwvallig, werd bouwvallig, werden bouwvallig, bouwvallig geworden)

  1. bouwvallig worden (vervallen)
    verfallen; baufällig werden; zerfallen; verkommen; zusammenfallen
    • verfallen verbe (verfalle, verfallst, verfallt, verfallte, verfalltet, verfallen)
    • zerfallen verbe (zerfalle, zerfälst, zerfält, zerfiel, zerfieltet, zerfallen)
    • verkommen verbe (verkomme, verkommst, verkommt, verkam, verkamt, verkommen)
    • zusammenfallen verbe (falle zusammen, fällst zusammen, fällt zusammen, fiel zusammen, fielet zusammen, zusammengefallen)

Conjugations for bouwvallig worden:

o.t.t.
  1. word bouwvallig
  2. wordt bouwvallig
  3. wordt bouwvallig
  4. worden bouwvallig
  5. worden bouwvallig
  6. worden bouwvallig
o.v.t.
  1. werd bouwvallig
  2. werd bouwvallig
  3. werd bouwvallig
  4. werden bouwvallig
  5. werden bouwvallig
  6. werden bouwvallig
v.t.t.
  1. ben bouwvallig geworden
  2. bent bouwvallig geworden
  3. is bouwvallig geworden
  4. zijn bouwvallig geworden
  5. zijn bouwvallig geworden
  6. zijn bouwvallig geworden
v.v.t.
  1. was bouwvallig geworden
  2. was bouwvallig geworden
  3. was bouwvallig geworden
  4. waren bouwvallig geworden
  5. waren bouwvallig geworden
  6. waren bouwvallig geworden
o.t.t.t.
  1. zal bouwvallig worden
  2. zult bouwvallig worden
  3. zal bouwvallig worden
  4. zullen bouwvallig worden
  5. zullen bouwvallig worden
  6. zullen bouwvallig worden
o.v.t.t.
  1. zou bouwvallig worden
  2. zou bouwvallig worden
  3. zou bouwvallig worden
  4. zouden bouwvallig worden
  5. zouden bouwvallig worden
  6. zouden bouwvallig worden
diversen
  1. word bouwvallig!
  2. wordt bouwvallig!
  3. bouwvallig geworden
  4. bouwvallig wordend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bouwvallig worden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
baufällig werden bouwvallig worden; vervallen
verfallen bouwvallig worden; vervallen afdekken; afruimen; opruimen; vergaan; verkommeren; verslaven; vervallen
verkommen bouwvallig worden; vervallen bederven; in de war sturen; nekken; ruïneren; vergaan; verkommeren; vervallen; verzieken
zerfallen bouwvallig worden; vervallen aan stukken vallen; achteruitgaan; bezwijken; desintegreren; instorten; stukvallen; tenondergaan; teruggaan; uit elkaar vallen; uiteenvallen; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; zinken
zusammenfallen bouwvallig worden; vervallen bemiddelen; in elkaar zakken; ineenstorten; ingrijpen; instorten; interfereren; interrumperen; interveniëren; invallen; inzakken; inzinken; samenlopen; samenvallen; tussenbeide komen; tussenkomen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
verkommen morsig; ranzig; slonzig; slordig; smerig; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig

Related Translations for bouwvallig worden