Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. doorvaart:
  2. doorvaren:


Dutch

Detailed Translations for doorvaart from Dutch to German

doorvaart:

doorvaart [de ~] nom

  1. de doorvaart (doortocht)
    die Durchreise; der Durchgang; die Durchfahrt; der Durchzug

Translation Matrix for doorvaart:

NounRelated TranslationsOther Translations
Durchfahrt doortocht; doorvaart doorrit
Durchgang doortocht; doorvaart deur; doorgang; doorloop; gang; gangpad; hal; overloop; passage; portaal; verbindingsgang
Durchreise doortocht; doorvaart doorreis; doortocht
Durchzug doortocht; doorvaart doorreis; doortocht; trekkanaal

Related Words for "doorvaart":

  • doorvaarten

doorvaren:

doorvaren verbe (vaar door, vaart door, voer door, voeren door, doorgevaard)

  1. doorvaren
    durchfahren; durchreisen
    • durchfahren verbe (fahre durch, fährst durch, fährt durch, fuhr durch, fuhrt durch, durchgefahren)
    • durchreisen verbe (durchreise, durchreisst, durchreist, durchreiste, durchreistet, durchreist)

Conjugations for doorvaren:

o.t.t.
  1. vaar door
  2. vaart door
  3. vaart door
  4. varen door
  5. varen door
  6. varen door
o.v.t.
  1. voer door
  2. voer door
  3. voer door
  4. voeren door
  5. voeren door
  6. voeren door
v.t.t.
  1. ben doorgevaard
  2. bent doorgevaard
  3. is doorgevaard
  4. zijn doorgevaard
  5. zijn doorgevaard
  6. zijn doorgevaard
v.v.t.
  1. was doorgevaard
  2. was doorgevaard
  3. was doorgevaard
  4. waren doorgevaard
  5. waren doorgevaard
  6. waren doorgevaard
o.t.t.t.
  1. zal doorvaren
  2. zult doorvaren
  3. zal doorvaren
  4. zullen doorvaren
  5. zullen doorvaren
  6. zullen doorvaren
o.v.t.t.
  1. zou doorvaren
  2. zou doorvaren
  3. zou doorvaren
  4. zouden doorvaren
  5. zouden doorvaren
  6. zouden doorvaren
diversen
  1. vaar door!
  2. vaart door!
  3. doorgevaard
  4. doorvarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for doorvaren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
durchfahren doorvaren doorreizen; doorrijden
durchreisen doorvaren doorheen reizen; doorreizen; reizen door