Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. kleren:
  2. Wiktionary:
  3. User Contributed Translations for kleren:
    • klamotten, Klamotten


Dutch

Detailed Translations for kleren from Dutch to German

kleren:

kleren [de ~] nom, pluriel

  1. de kleren (gewaad; tenue)
    die Kleidung; die Kleider; die Ausstattung; die Ausstaffierung; Zeug; die Bekleidung
  2. de kleren (kleding; tenue; plunje)
    die Kleidung; Kleider; die Bekleidung
  3. de kleren (goed)
    die Kleider; die Kleidung; Zeug

Translation Matrix for kleren:

NounRelated TranslationsOther Translations
Ausstaffierung gewaad; kleren; tenue benodigde; monstering; outfit; outillage; uitmonstering; uitrusting; uitzet; versiering
Ausstattung gewaad; kleren; tenue aankleding; benodigde; decoratie; inrichting; monstering; outfit; outillage; toerusting; uitmonstering; uitrusting; uitzet; versiering
Bekleidung gewaad; kleding; kleren; plunje; tenue confectie; confectie-industrie; invullen; invulling; vervulling
Kleider gewaad; goed; kleding; kleren; plunje; tenue goed; jurken; wasgoed
Kleidung gewaad; goed; kleding; kleren; plunje; tenue confectie; confectiekleding; goed; kledij; kleding; kledingstuk; uitdossing; wasgoed
Zeug gewaad; goed; kleren; tenue artikel; bocht; broeden; ding; dingen; draai; gebroed; goed; goedje; item; junk; kledingmateriaal; kromming; kromte; materiaal; object; prullaria; rommel; spul; spullen; voorwerp; waar; zaak; zaakjes; zaken

Related Definitions for "kleren":

  1. jassen, broeken, truien, jurken etc.1
    • als ik in de tuin werk, draag ik oude kleren1

Wiktionary Translations for kleren:


Cross Translation:
FromToVia
kleren Kleidung; Klamotten clothes — apparel

Related Translations for kleren