Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. ombladeren:


Dutch

Detailed Translations for ombladeren from Dutch to German

ombladeren:

ombladeren verbe (blader om, bladert om, bladerde om, bladerden om, omgebladerd)

  1. ombladeren (omslaan; omkeren)
    umschlagen; umblättern
    • umschlagen verbe (schlage um, schlägst um, sclägt um, schlug um, schugt um, umgeschlagen)
    • umblättern verbe (blättere um, blätterst um, blättert um, blätterte um, blättertet um, umgeblättert)

Conjugations for ombladeren:

o.t.t.
  1. blader om
  2. bladert om
  3. bladert om
  4. bladeren om
  5. bladeren om
  6. bladeren om
o.v.t.
  1. bladerde om
  2. bladerde om
  3. bladerde om
  4. bladerden om
  5. bladerden om
  6. bladerden om
v.t.t.
  1. heb omgebladerd
  2. hebt omgebladerd
  3. heeft omgebladerd
  4. hebben omgebladerd
  5. hebben omgebladerd
  6. hebben omgebladerd
v.v.t.
  1. had omgebladerd
  2. had omgebladerd
  3. had omgebladerd
  4. hadden omgebladerd
  5. hadden omgebladerd
  6. hadden omgebladerd
o.t.t.t.
  1. zal ombladeren
  2. zult ombladeren
  3. zal ombladeren
  4. zullen ombladeren
  5. zullen ombladeren
  6. zullen ombladeren
o.v.t.t.
  1. zou ombladeren
  2. zou ombladeren
  3. zou ombladeren
  4. zouden ombladeren
  5. zouden ombladeren
  6. zouden ombladeren
diversen
  1. blader om!
  2. bladert om!
  3. omgebladerd
  4. ombladerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ombladeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
umblättern ombladeren; omkeren; omslaan
umschlagen ombladeren; omkeren; omslaan bomen kappen; hakken; houwen; iemand neerslaan; kappen; kapseizen; neerslaan; om het lijf slaan; omhakken; omklappen; omslaan; omverslaan; onderuithalen; plotseling veranderen; vellen; vloeren