Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. voorzitten:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for voorzitten from Dutch to German

voorzitten:

voorzitten verbe (zit voor, zat voor, zaten voor, voorgezeten)

  1. voorzitten (leiding geven; leiden; besturen; aanvoeren; managen)
    leiten; führen; anführen; dirigieren
    • leiten verbe (leite, leitst, leitt, leitte, leittet, geleitet)
    • führen verbe (führe, führst, führt, führte, führtet, geführt)
    • anführen verbe (führe an, führst an, führt an, führte an, führtet an, angeführt)
    • dirigieren verbe (dirigiere, dirigierst, dirigiert, dirigierte, dirigiertet, dirigiert)

Conjugations for voorzitten:

o.t.t.
  1. zit voor
  2. zit voor
  3. zit voor
  4. zitten voor
  5. zitten voor
  6. zitten voor
o.v.t.
  1. zat voor
  2. zat voor
  3. zat voor
  4. zaten voor
  5. zaten voor
  6. zaten voor
v.t.t.
  1. heb voorgezeten
  2. hebt voorgezeten
  3. heeft voorgezeten
  4. hebben voorgezeten
  5. hebben voorgezeten
  6. hebben voorgezeten
v.v.t.
  1. had voorgezeten
  2. had voorgezeten
  3. had voorgezeten
  4. hadden voorgezeten
  5. hadden voorgezeten
  6. hadden voorgezeten
o.t.t.t.
  1. zal voorzitten
  2. zult voorzitten
  3. zal voorzitten
  4. zullen voorzitten
  5. zullen voorzitten
  6. zullen voorzitten
o.v.t.t.
  1. zou voorzitten
  2. zou voorzitten
  3. zou voorzitten
  4. zouden voorzitten
  5. zouden voorzitten
  6. zouden voorzitten
diversen
  1. zit voor!
  2. zit voor!
  3. voorgezeten
  4. voorzittend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for voorzitten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
anführen aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten aandragen; aanvoeren; vooruitgaan
dirigieren aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten dirigeren; orkest dirigeren
führen aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten aanvoeren; afstemmen; begeleiden; bevel voeren over; bewaarheid worden; blijken; commanderen; coördineren; indexeren; instellen; leiden; leidinggeven; meevoeren; resulteren; rondleiden; snel bewegen; uitkomen; uitkomen bij; uitvloeien in; van indexnummers voorzien; verwijzen; voeren
leiten aanvoeren; besturen; leiden; leiding geven; managen; voorzitten aanvoeren; begeleiden; bevel voeren over; commanderen; coördineren; leiden; leidinggeven; meevoeren; verwijzen; voeren

Related Definitions for "voorzitten":

  1. de leiding hebben1
    • wie zit deze vergadering voor?1

Wiktionary Translations for voorzitten:


Cross Translation:
FromToVia
voorzitten den Vorsitz haben; präsidieren preside — to act as a president or chairperson
voorzitten den Vorsitz haben; führen; präsidieren présideroccuper la premier place dans une assemblée, avoir charge d’y maintenir l’ordre, d’y donner la parole, de recueillir les voix et de proclamer les décisions qu’elle rendre.