Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. aandraaien:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aandraaien from Dutch to English

aandraaien:

aandraaien verbe (draai aan, draait aan, draaide aan, draaiden aan, aangedraaid)

  1. aandraaien (door draaien vastmaken)
    thighten; to screw on; to lock
    • thighten verbe
    • screw on verbe (screws on, screwed on, screwing on)
    • lock verbe (locks, locked, locking)
  2. aandraaien (inschakelen; aandoen)
    to switch on; turn on

Conjugations for aandraaien:

o.t.t.
  1. draai aan
  2. draait aan
  3. draait aan
  4. draaien aan
  5. draaien aan
  6. draaien aan
o.v.t.
  1. draaide aan
  2. draaide aan
  3. draaide aan
  4. draaiden aan
  5. draaiden aan
  6. draaiden aan
v.t.t.
  1. heb aangedraaid
  2. hebt aangedraaid
  3. heeft aangedraaid
  4. hebben aangedraaid
  5. hebben aangedraaid
  6. hebben aangedraaid
v.v.t.
  1. had aangedraaid
  2. had aangedraaid
  3. had aangedraaid
  4. hadden aangedraaid
  5. hadden aangedraaid
  6. hadden aangedraaid
o.t.t.t.
  1. zal aandraaien
  2. zult aandraaien
  3. zal aandraaien
  4. zullen aandraaien
  5. zullen aandraaien
  6. zullen aandraaien
o.v.t.t.
  1. zou aandraaien
  2. zou aandraaien
  3. zou aandraaien
  4. zouden aandraaien
  5. zouden aandraaien
  6. zouden aandraaien
diversen
  1. draai aan!
  2. draait aan!
  3. aangedraaid
  4. aandraaiende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aandraaien:

NounRelated TranslationsOther Translations
lock deurslot; geheel van sluizen; haarkuif; klamp; koeklauw; krul; krullende haarlok; krulletje; kuif; sas; schutsluisje; slot; sluis; sluiswerk; sluiswerken; verlaat
VerbRelated TranslationsOther Translations
lock aandraaien; door draaien vastmaken afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; schutten; sluiten; vergrendelen
screw on aandraaien; door draaien vastmaken aanschroeven; vastdraaien; vastschroeven
switch on aandoen; aandraaien; inschakelen aandoen; aanmaken; aanzetten; inschakelen; starten
thighten aandraaien; door draaien vastmaken
turn on aandoen; aandraaien; inschakelen aandoen; aanmaken; aanzetten; inschakelen; ontsluiten; opendraaien; openen; starten

Wiktionary Translations for aandraaien:

aandraaien
verb
  1. vaster draaien
  2. iets in werking stellen

Cross Translation:
FromToVia
aandraaien plug in; connect; switch on; turn on brancher — Se percher sur les branches d’un arbre.
aandraaien give; donate donner — Faire un don ; transférer, sans rétribution, la propriété d’une chose que l’on posséder ou dont on jouir, à une autre personne.
aandraaien switch on; turn on; unlock; open up; clear ouvrir — Faire que ce qui clore, fermer, ne le être plus.
aandraaien switch on; turn on; turn; turn around; turn round; revolve; whirl tourner — Traductions à trier suivant le sens