Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. protesteren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for protesteren from Dutch to English

protesteren:

protesteren verbe (protesteer, protesteert, protesteerde, protesteerden, geprotesteerd)

  1. protesteren (tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken)
    to refute; to protest; to remonstrate; to rebut; to object; to deny
    • refute verbe (refutes, refuted, refuting)
    • protest verbe (protests, protested, protesting)
    • remonstrate verbe (remonstrates, remonstrated, remonstrating)
    • rebut verbe (rebuts, rebutted, rebutting)
    • object verbe (objects, objected, objecting)
    • deny verbe (denies, denied, denying)
  2. protesteren (tegensputteren; sputteren; tegenpruttelen)
    to sputter; to crackle; to complain; to mutter; to mumble; to bluster; to grumble
    • sputter verbe (sputters, sputtered, sputtering)
    • crackle verbe (crackles, crackled, crackling)
    • complain verbe (complains, complained, complaining)
    • mutter verbe (mutters, muttered, muttering)
    • mumble verbe (mumbles, mumbled, mumbling)
    • bluster verbe (blusters, blustered, blustering)
    • grumble verbe (grumbles, grumbled, grumbling)
  3. protesteren (tegenspartelen; verzetten; tegenstribbelen)
    to resist; to struggle; to fight back
    • resist verbe (resists, resisted, resisting)
    • struggle verbe (struggles, struggled, struggling)
    • fight back verbe (fights back, fought back, fighting back)

Conjugations for protesteren:

o.t.t.
  1. protesteer
  2. protesteert
  3. protesteert
  4. protesteren
  5. portesteren
  6. protesteren
o.v.t.
  1. protesteerde
  2. protesteerde
  3. protesteerde
  4. protesteerden
  5. protesteerden
  6. protesteerden
v.t.t.
  1. heb geprotesteerd
  2. hebt geprotesteerd
  3. heeft geprotesteerd
  4. hebben geprotesteerd
  5. hebben geprotesteerd
  6. hebben geprotesteerd
v.v.t.
  1. had geprotesteerd
  2. had geprotesteerd
  3. had geprotesteerd
  4. hadden geprotesteerd
  5. hadden geprotesteerd
  6. hadden geprotesteerd
o.t.t.t.
  1. zal protesteren
  2. zult protesteren
  3. zal protesteren
  4. zullen protesteren
  5. zullen protesteren
  6. zullen protesteren
o.v.t.t.
  1. zou protesteren
  2. zou protesteren
  3. zou protesteren
  4. zouden protesteren
  5. zouden protesteren
  6. zouden protesteren
diversen
  1. protesteer!
  2. protesteert!
  3. geprotesteerd
  4. protesterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for protesteren:

NounRelated TranslationsOther Translations
object artikel; ding; doel; doelwit; goed; item; mikpunt; object; voorwerp; zaak
protest actie; opwerping; protest; protestbijeenkomst; publieke betoging; tegenspraak; tegenwerping; verzet
struggle gevecht; geworstel; kamp; strijd; worsteling
VerbRelated TranslationsOther Translations
bluster protesteren; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren kankeren; zeuren
complain protesteren; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren bezwaar aantekenen; bezwaar maken; bezwaren; brommen; een klacht indienen; eisen; jammeren; jeremiëren; kankeren; klagen; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen; reclameren; terugeisen; terugvorderen; weeklagen; zeuren; zich beklagen; zijn beklag indienen
crackle protesteren; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren knappen; knapperen; knetteren; ruisen; spatten; spetteren; zacht ruisen
deny protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken logenstraffen; loochenen; ontkennen; verloochenen; verzaken
fight back protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen; verzetten
grumble protesteren; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren brommen; foeteren; kankeren; klagen; knorren; knorrend geluid maken; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen; sakkeren; zeuren
mumble protesteren; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren mompelen; murmelen; murmeren; prevelen
mutter protesteren; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren mompelen; prevelen
object protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken eisen; in tegenspraak zijn met; reclameren; tegenspreken; weerspreken
protest protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken appelleren; appèl aantekenen; eisen; in tegenspraak zijn met; reclameren; tegenspreken; weerspreken
rebut protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken in tegenspraak zijn met; tegenspreken; weerspreken
refute protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken refuteren
remonstrate protesteren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken
resist protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen; verzetten afweren; iets weerstaan; tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; verdedigen; verweren; verzet tonen; weerstaan; weerstreven; weren; zich verzetten
sputter protesteren; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren knapperen; knetteren; spatten; spetteren; spugen; spuwen
struggle protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen; verzetten de strijd aanbinden; kampen; opboksen; strijd voeren; strijden; strijden tegen; vechten; vechten tegen

Wiktionary Translations for protesteren:

protesteren
verb
  1. grote bezwaren uiten
protesteren
verb
  1. disagree with something or someone
  2. to take exception, to object to
  3. to make a strong objection

Cross Translation:
FromToVia
protesteren protest protesterpromettre formellement, assurer positivement, solennellement.