Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. aanmatigen:


Dutch

Detailed Translations for aanmatigen from Dutch to English

aanmatigen:

aanmatigen verbe (matig aan, matigt aan, matigde aan, matigden aan, aangematigd)

  1. aanmatigen (zich verbeelden)
    to pretend; think a lot of oneself

Conjugations for aanmatigen:

o.t.t.
  1. matig aan
  2. matigt aan
  3. matigt aan
  4. matigen aan
  5. matigen aan
  6. matigen aan
o.v.t.
  1. matigde aan
  2. matigde aan
  3. matigde aan
  4. matigden aan
  5. matigden aan
  6. matigden aan
v.t.t.
  1. heb aangematigd
  2. hebt aangematigd
  3. heeft aangematigd
  4. hebben aangematigd
  5. hebben aangematigd
  6. hebben aangematigd
v.v.t.
  1. had aangematigd
  2. had aangematigd
  3. had aangematigd
  4. hadden aangematigd
  5. hadden aangematigd
  6. hadden aangematigd
o.t.t.t.
  1. zal aanmatigen
  2. zult aanmatigen
  3. zal aanmatigen
  4. zullen aanmatigen
  5. zullen aanmatigen
  6. zullen aanmatigen
o.v.t.t.
  1. zou aanmatigen
  2. zou aanmatigen
  3. zou aanmatigen
  4. zouden aanmatigen
  5. zouden aanmatigen
  6. zouden aanmatigen
diversen
  1. matig aan!
  2. matigt aan!
  3. aangematigd
  4. aanmatigende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanmatigen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
pretend aanmatigen; zich verbeelden beweren; doen alsof; doen voorkomen; fingeren; huichelen; pretenderen; simuleren; spelen; stellen; toneelspelen; veinzen; verklaren; voorgeven; voorwenden; zich aanstellen
think a lot of oneself aanmatigen; zich verbeelden

Related Translations for aanmatigen