Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. dwarsbomen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for dwarsbomen from Dutch to English

dwarsbomen:

dwarsbomen verbe (dwarsboom, dwarsboomt, dwarsboomde, dwarsboomden, gedwarsboomd)

  1. dwarsbomen (tegenwerken; dwarsliggen)
    to hinder; to oppose; to thwart; to sabotage; to cross; to stem; to upset; to stop
    • hinder verbe (hinders, hindered, hindering)
    • oppose verbe (opposes, opposed, opposing)
    • thwart verbe (thwarts, thwarted, thwarting)
    • sabotage verbe (sabotages, sabotaged, sabotaging)
    • cross verbe (crosss, crossed, crossing)
    • stem verbe (stems, stemmed, stemming)
    • upset verbe (upsets, upset, upsetting)
    • stop verbe (stops, stopped, stopping)
    to prevent
    – keep from happening or arising; make impossible 1
    • prevent verbe (prevents, prevented, preventing)

Conjugations for dwarsbomen:

o.t.t.
  1. dwarsboom
  2. dwarsboomt
  3. dwarsboomt
  4. dwarsbomen
  5. dwarsbomen
  6. dwarsbomen
o.v.t.
  1. dwarsboomde
  2. dwarsboomde
  3. dwarsboomde
  4. dwarsboomden
  5. dwarsboomden
  6. dwarsboomden
v.t.t.
  1. heb gedwarsboomd
  2. hebt gedwarsboomd
  3. heeft gedwarsboomd
  4. hebben gedwarsboomd
  5. hebben gedwarsboomd
  6. hebben gedwarsboomd
v.v.t.
  1. had gedwarsboomd
  2. had gedwarsboomd
  3. had gedwarsboomd
  4. hadden gedwarsboomd
  5. hadden gedwarsboomd
  6. hadden gedwarsboomd
o.t.t.t.
  1. zal dwarsbomen
  2. zult dwarsbomen
  3. zal dwarsbomen
  4. zullen dwarsbomen
  5. zullen dwarsbomen
  6. zullen dwarsbomen
o.v.t.t.
  1. zou dwarsbomen
  2. zou dwarsbomen
  3. zou dwarsbomen
  4. zouden dwarsbomen
  5. zouden dwarsbomen
  6. zouden dwarsbomen
en verder
  1. ben gedwarsboomd
  2. bent gedwarsboomd
  3. is gedwarsboomd
  4. zijn gedwarsboomd
  5. zijn gedwarsboomd
  6. zijn gedwarsboomd
diversen
  1. dwarsboom!
  2. dwarsboomt!
  3. gedwarsboomd
  4. dwarsbomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dwarsbomen:

NounRelated TranslationsOther Translations
cross crucifix; gebaar na gebed; kruis; kruisbeeld; kruisje; kruisvorm
sabotage sabotage; tegenwerking
stem antenne; boeg; etymon; halm; handvat in de vorm van stok; spriet; stam; stamvorm; stamwoord; steel; steven; voelhoren; voelspriet; voorsteven
stop halt; halte; halteplaats; oponthoud; stopplaats; vertraging
thwart roeibank
upset schrik; verbijstering
VerbRelated TranslationsOther Translations
cross dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken afvallen; benadelen; duperen; frustreren; laten zakken; ontgoochelen; overschrijden; oversteken; tegenvallen; teleurstellen
hinder dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken afbreken; bemoeilijken; doen mislukken; doen ophouden; een stokje steken voor; hinderen; moeilijk maken; moeilijker maken; obstructie plegen; onderbreken; onmogelijk maken; storen; tegenwerken; verhinderen; verijdelen; zwaarder maken
oppose dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; weerstreven
prevent dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken afhouden; belemmeren; beletten; ervanaf houden; verhinderen; voorkomen; voorkómen; weerhouden; weren
sabotage dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken doen mislukken; een stokje steken voor; saboteren; verijdelen
stem dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken halt houden; ophouden; remmen; stopzetten; tegenhouden; tot staan brengen
stop dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken afhouden; afremmen; afzetten; beletten; beslissen; besluiten; blijven staan; blijven steken; dichten; ermee uitscheiden; ervanaf houden; gaten stoppen; halt houden; halthouden; haperen; inhouden; opgeven; ophouden; remmen; staken; stelpen; stilhouden; stillen; stilstaan; stilzetten; stokken; stoppen; stopzetten; tegenhouden; temporiseren; tot staan brengen; tot stilstand brengen; uitscheiden; vastlopen; vertragen; weerhouden
thwart dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken bemoeilijken; hinderen; moeilijker maken; onmogelijk maken; storen; tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; verhinderen; verijdelen; weerstreven; zwaarder maken
upset dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken bederven; in de war sturen; nekken; omduwen; omstoten; omverstoten; ontstemmen; ruïneren; verstoren; vertoornen; verzieken
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
cross boos; gebelgd; giftig; kwaad; narrig; nijdig; verbolgen; vertoornd
upset boos; dol; furieus; gebelgd; gekwetst; geschokt; getroffen; hels; kwaad; laaiend; misnoegd; nijdig; onthutst; ontredderd; ontsteld; ontzet; overstuur; paf; perplex; razend; tierend; van streek; verontwaardigd; verschrikt; verstoord; woedend; woest

Wiktionary Translations for dwarsbomen:

dwarsbomen
verb
  1. tegenwerken, moeilijkheden geven
dwarsbomen
verb
  1. to prevent; to halt; to cause failure