Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. enkel:
  2. Wiktionary:
  3. User Contributed Translations for enkel:
    • solely


Dutch

Detailed Translations for enkel from Dutch to English

enkel:

enkel adj

  1. enkel (slechts; alleen maar)
    just; only
    – and nothing more 1
    • just adj
      • just a scratch1
    • only adj
      • he was only a child1
  2. enkel
  3. enkel (uitsluitend; alleen; exclusief; enig)
  4. enkel (enkelvoudig)

enkel [de ~ (m)] nom

  1. de enkel (voetgewricht)
    the ankle; the foot joint

Translation Matrix for enkel:

NounRelated TranslationsOther Translations
ankle enkel; voetgewricht
foot joint enkel; voetgewricht
singular enkelvoud
sole schoenzool; tong; tongschar; zeetong; zool
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
singular enkel; enkelvoudig
sole enkel apart; bijzonder; eenmalig; enig; enig in zijn soort; onvergelijkbaar; onvergelijkelijk; uniek
solitary enkel afgezonderd; alleenlevend; desolaat; eenzaam; solitair; verlaten
- paar
AdverbRelated TranslationsOther Translations
exclusively alleen; enig; enkel; exclusief; uitsluitend
- slechts
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
- maar
ModifierRelated TranslationsOther Translations
just alleen maar; enkel; slechts braaf; daarnet; eenvoudigweg; eerlijk; juist; kortweg; krek; net; net aan; nog maar; nog maar pas; pas; precies; rakelings; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; ternauwernood; zojuist; zonet
only alleen maar; enkel; slechts daarnet; doch; echter; juist; maar; net; niettemin; nochtans; pas; zojuist; zonet

Related Words for "enkel":

  • enkelen, enkels, enkeltje, enkeltjes, enkele

Synonyms for "enkel":


Antonyms for "enkel":


Related Definitions for "enkel":

  1. gewricht tussen been en voet2
    • hij heeft zijn enkel verstuikt bij het hardlopen2
  2. één stuks, niet samengesteld2
    • wil je een enkele of een dubbele boterham?2
  3. niet meer dan dat2
    • we hadden daar enkel regen2
  4. klein aantal2
    • we hebben enkele kinderen ondervraagd2

Wiktionary Translations for enkel:

enkel
noun
  1. gewricht dat de voet met het been verbindt
  2. enkelspel
adjective
  1. niet dubbel, bijvoorbeeld enkel spoor, enkele reis
adverb
  1. niet dubbel
  2. weinig, een paar
enkel
adverb
  1. only, simply, merely
noun
  1. joint between foot and leg

Cross Translation:
FromToVia
enkel ankle Knöchel — vorspringender Knochen am Fußansatz
enkel ankle; ankle-bone cheville — Articulation.
enkel pure; simple; straightforward; common; unpretentious; clean; untainted; mere; sole; solitary; absolute; stark pur — Qui est sans mélange.
enkel exclusively; just; only; merely; simply; solely; but seulement — Uniquement, rien que… (sens général)