Dutch

Detailed Translations for geravot from Dutch to English

geravot:


ravotten:

ravotten verbe (ravot, ravotte, ravotten, geravot)

  1. ravotten (stoeien; dollen; zich uitleven; wild spelen; wild rennen)
    to romp; to romp around; to frolic; to horse around; to run around wildly; to play; to let oneself go
    • romp verbe (romps, romped, romping)
    • romp around verbe (romps around, romped around, romping around)
    • frolic verbe (frolics, frolicked, frolicking)
    • horse around verbe (horses around, horsed around, horsing around)
    • run around wildly verbe (runs around wildly, ran around wildly, running around wildly)
    • play verbe (plays, played, playing)
    • let oneself go verbe (lets oneself go, let oneself go, letting oneself go)

Conjugations for ravotten:

o.t.t.
  1. ravot
  2. ravot
  3. ravot
  4. ravotten
  5. ravotten
  6. ravotten
o.v.t.
  1. ravotte
  2. ravotte
  3. ravotte
  4. ravotten
  5. ravotten
  6. ravotten
v.t.t.
  1. heb geravot
  2. hebt geravot
  3. heeft geravot
  4. hebben geravot
  5. hebben geravot
  6. hebben geravot
v.v.t.
  1. had geravot
  2. had geravot
  3. had geravot
  4. hadden geravot
  5. hadden geravot
  6. hadden geravot
o.t.t.t.
  1. zal ravotten
  2. zult ravotten
  3. zal ravotten
  4. zullen ravotten
  5. zullen ravotten
  6. zullen ravotten
o.v.t.t.
  1. zou ravotten
  2. zou ravotten
  3. zou ravotten
  4. zouden ravotten
  5. zouden ravotten
  6. zouden ravotten
diversen
  1. ravot!
  2. ravot!
  3. geravot
  4. ravottend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ravotten:

NounRelated TranslationsOther Translations
frolic capriool
play capriool; concours; drama; gespeel; kinderspel; marge; partij; partijtje; pot; potje; schouwspel; speelruimte; spel; speling; strijd; stuk; toneelstuk; wedstrijd; wedstrijdje
romp capriool; gedonderjaag; geravot; gestoei; stoeierij; stoeipartij
VerbRelated TranslationsOther Translations
frolic dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven dartelen; huppelen
horse around dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven
let oneself go dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven
play dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven afspelen; bespelen; doen alsof; spelen; toneelspelen; zich aanstellen
romp dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven robbedoezen
romp around dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven
run around wildly dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven