Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. napraten:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for napraten from Dutch to English

napraten:

napraten verbe (praat na, praatte na, praatten na, nagepraat)

  1. napraten (nazeggen; herhalen; nabouwen; echoën)
    to repeat; to parrot; to echo; to say after
    • repeat verbe (repeats, repeated, repeating)
    • parrot verbe (parrots, parroted, parroting)
    • echo verbe (echos, echoed, echoing)
    • say after verbe (says after, said after, saying after)
  2. napraten (doorpraten na afloop)
    to talk on
    • talk on verbe (talks on, talked on, talking on)

Conjugations for napraten:

o.t.t.
  1. praat na
  2. praat na
  3. praat na
  4. praten na
  5. praten na
  6. praten na
o.v.t.
  1. praatte na
  2. praatte na
  3. praatte na
  4. praatten na
  5. praatten na
  6. praatten na
v.t.t.
  1. heb nagepraat
  2. hebt nagepraat
  3. heeft nagepraat
  4. hebben nagepraat
  5. hebben nagepraat
  6. hebben nagepraat
v.v.t.
  1. had nagepraat
  2. had nagepraat
  3. had nagepraat
  4. hadden nagepraat
  5. hadden nagepraat
  6. hadden nagepraat
o.t.t.t.
  1. zal napraten
  2. zult napraten
  3. zal napraten
  4. zullen napraten
  5. zullen napraten
  6. zullen napraten
o.v.t.t.
  1. zou napraten
  2. zou napraten
  3. zou napraten
  4. zouden napraten
  5. zouden napraten
  6. zouden napraten
en verder
  1. ben nagepraat
  2. bent nagepraat
  3. is nagepraat
  4. zijn nagepraat
  5. zijn nagepraat
  6. zijn nagepraat
diversen
  1. praat na!
  2. praat na!
  3. nagepraat
  4. napratend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for napraten:

NounRelated TranslationsOther Translations
echo echo; galm; gegalm; geluidsweerkaatsing; geschal; klankweerkaatsing; luidkeelse uitroep; nagalm; resonantie; weergalm; weerklank
parrot papegaai
repeat herhaling; herkansing; heruitzending; nog eens doen; reprise
VerbRelated TranslationsOther Translations
echo echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen echoën; galmen; naklinken; reflecteren; resoneren; schallen; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen
parrot echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen
repeat echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen blijven zitten; doubleren; herhalen; navertellen; oefenen; repeteren
say after echoën; herhalen; nabouwen; napraten; nazeggen
talk on doorpraten na afloop; napraten doorpraten; verder spreken

Wiktionary Translations for napraten:

napraten
verb
  1. to repeat exactly without showing understanding