Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. onderwezen:
  2. onderwijzen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for onderwezen from Dutch to English

onderwezen:

onderwezen adj

  1. onderwezen (geschoold; geleerd)
    educated; skilled; schooled; practised; practiced

Translation Matrix for onderwezen:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
educated geleerd; geschoold; onderwezen geleerd; intelligent; slim; wijs
practiced geleerd; geschoold; onderwezen bedreven; noest; onvermoeibaar
practised geleerd; geschoold; onderwezen bedreven; noest; onvermoeibaar
skilled geleerd; geschoold; onderwezen bedreven; bekwaam; bevoegd; capabel; competent; gediplomeerd; gekwalificeerd; geoefend; geschikt
ModifierRelated TranslationsOther Translations
schooled geleerd; geschoold; onderwezen

Related Words for "onderwezen":

  • onderwezene

onderwezen form of onderwijzen:

onderwijzen verbe (onderwijs, onderwijst, onderwees, onderwezen, onderwezen)

  1. onderwijzen (bijbrengen; leren)
    to teach; to learn; to educate
    • teach verbe (teaches, taught, teaching)
    • learn verbe (learns, learnt, learning)
    • educate verbe (educates, educated, educating)
  2. onderwijzen (leren)
    to teach; studying
  3. onderwijzen (leren)
    to learn; to qualify; study
    • learn verbe (learns, learnt, learning)
    • qualify verbe (qualifies, qualified, qualifying)
    • study verbe
  4. onderwijzen (bijbrengen; doceren; onderrichten)
    to teach; to instruct; to prepare
    • teach verbe (teaches, taught, teaching)
    • instruct verbe (instructs, instructed, instructing)
    • prepare verbe (prepares, prepared, preparing)
    to train
    – teach and supervise (someone); act as a trainer or coach (to), as in sports 1
    • train verbe (trains, trained, training)
      • He is training our Olympic team1

Conjugations for onderwijzen:

o.t.t.
  1. onderwijs
  2. onderwijst
  3. onderwijst
  4. onderwijzen
  5. onderwijzen
  6. onderwijzen
o.v.t.
  1. onderwees
  2. onderwees
  3. onderwees
  4. onderwezen
  5. onderwezen
  6. onderwezen
v.t.t.
  1. heb onderwezen
  2. hebt onderwezen
  3. heeft onderwezen
  4. hebben onderwezen
  5. hebben onderwezen
  6. hebben onderwezen
v.v.t.
  1. had onderwezen
  2. had onderwezen
  3. had onderwezen
  4. hadden onderwezen
  5. hadden onderwezen
  6. hadden onderwezen
o.t.t.t.
  1. zal onderwijzen
  2. zult onderwijzen
  3. zal onderwijzen
  4. zullen onderwijzen
  5. zullen onderwijzen
  6. zullen onderwijzen
o.v.t.t.
  1. zou onderwijzen
  2. zou onderwijzen
  3. zou onderwijzen
  4. zouden onderwijzen
  5. zouden onderwijzen
  6. zouden onderwijzen
en verder
  1. ben onderwezen
  2. bent onderwezen
  3. is onderwezen
  4. zijn onderwezen
  5. zijn onderwezen
  6. zijn onderwezen
diversen
  1. onderwijs!
  2. onderwijst!
  3. onderwezen
  4. onderwijzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for onderwijzen:

NounRelated TranslationsOther Translations
study artsenpraktijk; cursus; kursus; leergang; oefenstuk; praktijk; studeerkamer; studeervertrek; studie; werkkamer
studying bekwamen; bestudering; blokken; leren; studeren
train karavaan; sleep; spoortrein; trein; treinstel
VerbRelated TranslationsOther Translations
educate bijbrengen; leren; onderwijzen grootbrengen; opleiden; opvoeden; scholen; vormen
instruct bijbrengen; doceren; onderrichten; onderwijzen gebieden; gelasten; inlichten; instructie geven; instrueren; lesgeven; onderrichten; opdracht geven; opdragen; voorlichten; voorschrijven
learn bijbrengen; leren; onderwijzen aanleren; aantreffen; aanwennen; blokken; eigen maken; eigenmaken; gewend raken; horen; iets leren; inlichten; instuderen; kennis opdoen; leerstof erin stampen; leren; meekrijgen; meepikken; onderrichten; ontdekken; oppikken; opsteken; studeren; te horen krijgen; tegenkomen; vernemen; verwerven; vinden; voorlichten; vossen
prepare bijbrengen; doceren; onderrichten; onderwijzen bereiden; brouwen; gereed maken; gereedmaken; iets toebereiden; in het leven roepen; inlichten; inwerken; klaarmaken; maken; onderrichten; prepareren; scheppen; toebereiden; toerusten; uitrusten; voorbereiden; voorbereiden op; voorbereiding treffen; voorbereidingen treffen; voorbewerken; voorlichten; voorwerken; zich uitrusten
qualify leren; onderwijzen kwalificeren; zich kwalificeren voor; zich plaatsen
study leren; onderwijzen aanleren; bestuderen; blokken; eigen maken; instuderen; leerstof erin stampen; leren; naspeuren; nasporen; navorsen; onderzoeken; oppikken; opsteken; studeren; verwerven; vossen
studying leren; onderwijzen
teach bijbrengen; doceren; leren; onderrichten; onderwijzen bijleren; inlichten; lesgeven; onderrichten; voorlichten
train bijbrengen; doceren; onderrichten; onderwijzen africhten; bekwamen; blokken; coachen; dier africhten; dresseren; harden; inlichten; leren; oefenen; onderrichten; ontwikkelen; opleiden; repeteren; scholen; studeren; trainen; voorlichten

Related Words for "onderwijzen":


Wiktionary Translations for onderwijzen:

onderwijzen
verb
  1. scholing verzorgen voor iemand
onderwijzen
verb
  1. to pass on knowledge

Related Translations for onderwezen