Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. verknoeien:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verknoeien from Dutch to English

verknoeien:

verknoeien verbe (verknoei, verknoeit, verknoeide, verknoeiden, verknoeid)

  1. verknoeien (iets vergallen)
    to blow; to destroy; to ruin
    • blow verbe (blows, blew, blowing)
    • destroy verbe (destroies, destroyed, destroying)
    • ruin verbe (ruins, ruined, ruining)
  2. verknoeien (verpesten; bederven; stukmaken; )
    to mess up; to muck up; to spoil; botch up
    • mess up verbe (messes up, messed up, messing up)
    • muck up verbe (mucks up, mucked up, mucking up)
    • spoil verbe (spoils, spoiled, spoiling)
    • botch up verbe
  3. verknoeien (vergallen; bederven; verpesten)
    to spoil
    • spoil verbe (spoils, spoiled, spoiling)
  4. verknoeien (verbeuzelen; verlummelen)
    to waste; to throw away
    • waste verbe (wastes, wasted, wasting)
    • throw away verbe (throws away, threw away, throwing away)

Conjugations for verknoeien:

o.t.t.
  1. verknoei
  2. verknoeit
  3. verknoeit
  4. verknoeien
  5. verknoeien
  6. verknoeien
o.v.t.
  1. verknoeide
  2. verknoeide
  3. verknoeide
  4. verknoeiden
  5. verknoeiden
  6. verknoeiden
v.t.t.
  1. heb verknoeid
  2. hebt verknoeid
  3. heeft verknoeid
  4. hebben verknoeid
  5. hebben verknoeid
  6. hebben verknoeid
v.v.t.
  1. had verknoeid
  2. had verknoeid
  3. had verknoeid
  4. hadden verknoeid
  5. hadden verknoeid
  6. hadden verknoeid
o.t.t.t.
  1. zal verknoeien
  2. zult verknoeien
  3. zal verknoeien
  4. zullen verknoeien
  5. zullen verknoeien
  6. zullen verknoeien
o.v.t.t.
  1. zou verknoeien
  2. zou verknoeien
  3. zou verknoeien
  4. zouden verknoeien
  5. zouden verknoeien
  6. zouden verknoeien
diversen
  1. verknoei!
  2. verknoeit!
  3. verknoeid
  4. verknoeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verknoeien:

NounRelated TranslationsOther Translations
blow bluts; deuk; dreun; duw; duwtje; fiasco; flop; handslag; harde slag; hengst; instulping; jens; klap; klop; knal; lel; mep; misrekening; misslag; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; por; slag; sof; stoot; stootje; tegenvaller; teleurstelling; terugslag; tik; toegebrachte klap; zet
mess up geflikflooi; gerotzooi
ruin bouwval; debacle; ondergang; ruïne; teloorgang; tenondergang; val; vervallen gebouw
waste afval; kolengruis; rotzooi; verkwisting; verspilling; vuilnis
VerbRelated TranslationsOther Translations
blow iets vergallen; verknoeien 'm piepen; 'm smeren; aanblazen; aanwakkeren; afzuigen; blazen; doen opvlammen; fellatio doen; fladderen; fluiten; hard waaien; hijgen; pijpen; puffen; stuiven; waaien; wapperen; zuigen
botch up bederven; stukmaken; verbroddelen; verklungelen; verknallen; verknoeien; verpesten; verzieken
destroy iets vergallen; verknoeien afbreken; breken; kapotmaken; moeren; mollen; neerhalen; omverhalen; slopen; te gronde richten; uit elkaar halen; uitroeien; verdelgen; vernielen; verwoesten
mess up bederven; stukmaken; verbroddelen; verklungelen; verknallen; verknoeien; verpesten; verzieken bederven; doorelkaar liggen; in de war sturen; nekken; ruïneren; verzieken
muck up bederven; stukmaken; verbroddelen; verklungelen; verknallen; verknoeien; verpesten; verzieken aanklooien; bederven; in de war sturen; klooien; nekken; rotzooien; ruïneren; verzieken
ruin iets vergallen; verknoeien afbreken; bederven; in de war sturen; nekken; ruineren; ruïneren; slopen; te gronde richten; vernielen; vernietigen; verwoesten; verzieken
spoil bederven; stukmaken; verbroddelen; vergallen; verklungelen; verknallen; verknoeien; verpesten; verzieken aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen; iets bederven; rotten; vergaan; verkankeren; verloederen; verpesten; verrotten; verslonzen; vertroetelen; verwennen; wegrotten
throw away verbeuzelen; verknoeien; verlummelen vergokken; vergooien; verspelen; weggooien; wegsmijten
waste verbeuzelen; verknoeien; verlummelen iets bederven; verboemelen; verbrassen; verdoen; verkankeren; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verpesten; verspillen

Wiktionary Translations for verknoeien:

verknoeien
verb
  1. to spoil, to damage

Cross Translation:
FromToVia
verknoeien ruin; botch; bungle; screw up; spoil; blow; blunder; flub gâcher — maçonnerie|fr délayer du plâtre, du mortier avec de l’eau.
verknoeien spoil; worsen gâterendommager, mettre en mauvais état, abîmer en donnant une mauvaise forme ou autrement.