Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. voor elkaar krijgen:
  2. Wiktionary:
    • voor elkaar krijgen → nail


Dutch

Detailed Translations for voor elkaar krijgen from Dutch to English

voor elkaar krijgen:

voor elkaar krijgen verbe

  1. voor elkaar krijgen (klaarspelen; fiksen; flikken)
    cope; to manage; to fix; to bring off; to pull off
    • cope verbe
    • manage verbe (manages, managed, managing)
    • fix verbe (fixes, fixed, fixing)
    • bring off verbe (brings off, brought off, bringing off)
    • pull off verbe (pulls off, pulled off, pulling off)
  2. voor elkaar krijgen (bewerkstelligen; klaarspelen; bedingen; fixen; lappen)
    to accomplish; to succeed
    • accomplish verbe (accomplishes, accomplished, accomplishing)
    • succeed verbe (succeeds, succeeded, succeeding)
  3. voor elkaar krijgen (klaarspelen; fiksen)
    to manage; to get done; to fix; to pull it off; to fix it up; to finish; to pull the trick
    • manage verbe (manages, managed, managing)
    • get done verbe (gets done, got done, getting done)
    • fix verbe (fixes, fixed, fixing)
    • pull it off verbe (pulls it off, pulled it off, pulling it off)
    • fix it up verbe (fixes it up, fixed it up, fixing it up)
    • finish verbe (finishes, finished, finishing)
    • pull the trick verbe (pulls the trick, pulled the trick, pulling the trick)
  4. voor elkaar krijgen (tot stand brengen)
    to generate; to produce; to bring about; to bring forth; to create
    • generate verbe (generates, generated, generating)
    • produce verbe (produces, produced, producing)
    • bring about verbe (brings about, brought about, bringing about)
    • bring forth verbe (brings forth, brought forth, bringing forth)
    • create verbe (creates, created, creating)

Translation Matrix for voor elkaar krijgen:

NounRelated TranslationsOther Translations
finish afkrijgen; afwerking; einde; eindpunt; eindstreep; end; fineer; finish; finishlijn; meet; uitpraten; uitpraten tot het eind; uitspreken
fix impasse
get done afkrijgen
produce artikelen; koopwaar; voorwerpen; waar
VerbRelated TranslationsOther Translations
accomplish bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; doen; een einde maken aan; functie bekleden; handelen; klaarkrijgen; klaarmaken; totstandbrengen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; vervullen; volbrengen; volmaken; voltooien; volvoeren
bring about tot stand brengen; voor elkaar krijgen bewerkstelligen; losmaken; realiseren; teweegbrengen; totstandbrengen; veroorzaken; verwerkelijken; verwezenlijken
bring forth tot stand brengen; voor elkaar krijgen baren; bevallen; ter wereld brengen; voortbrengen
bring off fiksen; flikken; klaarspelen; voor elkaar krijgen
cope fiksen; flikken; klaarspelen; voor elkaar krijgen
create tot stand brengen; voor elkaar krijgen afwisselen; concipiëren; herzien; in het leven roepen; maken; scheppen; veranderen; verwekken; verwisselen; wijzigen
finish fiksen; klaarspelen; voor elkaar krijgen aankomen; afdoen; afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; finishen; garneren; in orde maken; klaarkrijgen; klaarmaken; klaren; ledigen; leegdrinken; leegeten; leeghalen; leegmaken; naar einde toewerken; opdrinken; opeten; opgebruiken; ophouden; opkrijgen; opmaken; opruimen; opsmukken; perfectioneren; regelen; reinigen; schoonmaken; schotels garneren; stoppen; ten einde lopen; uitdrinken; uithalen; uitkrijgen; uitmesten; uitpraten; uitruimen; uitspelen; uitspreken; versieren; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien
fix fiksen; flikken; klaarspelen; voor elkaar krijgen aan een touw vastleggen; aan elkaar binden; aan elkaar knopen; aanhechten; aanpassen; afdoen; afstellen; afstemmen; bevestigen; bijstellen; fiksen; fixeren; goedmaken; hechten; herstellen; iets regelen; in orde maken; klaren; knopen; maken; onuitwisbaar maken; rechtstrijken; rechtzetten; regelen; repareren; schikken; strikken; vastknopen; vastleggen; verhelpen
fix it up fiksen; klaarspelen; voor elkaar krijgen
generate tot stand brengen; voor elkaar krijgen activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen
get done fiksen; klaarspelen; voor elkaar krijgen afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; een einde maken aan; klaarkrijgen; klaarmaken; volbrengen; volmaken; voltooien
manage fiksen; flikken; klaarspelen; voor elkaar krijgen administreren; beheren; besturen; bolwerken; iets aankunnen; managen; rondkomen; uitkomen; zich kunnen bedruipen
produce tot stand brengen; voor elkaar krijgen fabriceren; laten zien; losmaken; maken; opbrengen; opleveren; produceren; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; teweegbrengen; vervaardigen; verwekken; voordedaghalen; voortbrengen
pull it off fiksen; klaarspelen; voor elkaar krijgen
pull off fiksen; flikken; klaarspelen; voor elkaar krijgen afrukken; afscheuren
pull the trick fiksen; klaarspelen; voor elkaar krijgen
succeed bedingen; bewerkstelligen; fixen; klaarspelen; lappen; voor elkaar krijgen een prestatie leveren; lukken; presteren

Wiktionary Translations for voor elkaar krijgen:

voor elkaar krijgen
verb
  1. accomplish something completely and successfully

Related Translations for voor elkaar krijgen