Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. weerhouden:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for weerhouden from Dutch to English

weerhouden:

weerhouden verbe (weerhoud, weerhoudt, weerhield, weerhielden, weerhouden)

  1. weerhouden (beletten; ervanaf houden; afhouden)
    to restrain; to dissuade; to hold back; to obstruct; to discourage; to stop
    • restrain verbe (restrains, restrained, restraining)
    • dissuade verbe (dissuades, dissuaded, dissuading)
    • hold back verbe (holds back, held back, holding back)
    • obstruct verbe (obstructs, obstructed, obstructing)
    • discourage verbe (discourages, discouraged, discouraging)
    • stop verbe (stops, stopped, stopping)
    to prevent
    – stop (someone or something) from doing something or being in a certain state 1
    • prevent verbe (prevents, prevented, preventing)
      • We must prevent the cancer from spreading1

Conjugations for weerhouden:

o.t.t.
  1. weerhoud
  2. weerhoudt
  3. weerhoudt
  4. weerhouden
  5. weerhouden
  6. weerhouden
o.v.t.
  1. weerhield
  2. weerhield
  3. weerhield
  4. weerhielden
  5. weerhielden
  6. weerhielden
v.t.t.
  1. heb weerhouden
  2. hebt weerhouden
  3. heeft weerhouden
  4. hebben weerhouden
  5. hebben weerhouden
  6. hebben weerhouden
v.v.t.
  1. had weerhouden
  2. had weerhouden
  3. had weerhouden
  4. hadden weerhouden
  5. hadden weerhouden
  6. hadden weerhouden
o.t.t.t.
  1. zal weerhouden
  2. zult weerhouden
  3. zal weerhouden
  4. zullen weerhouden
  5. zullen weerhouden
  6. zullen weerhouden
o.v.t.t.
  1. zou weerhouden
  2. zou weerhouden
  3. zou weerhouden
  4. zouden weerhouden
  5. zouden weerhouden
  6. zouden weerhouden
diversen
  1. weerhoud!
  2. weerhoudt!
  3. weerhouden
  4. weerhoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

weerhouden [znw.] nom

  1. weerhouden (beletten; afhouden)
    the preventing; the barring; the putting off; the stopping

Translation Matrix for weerhouden:

NounRelated TranslationsOther Translations
barring afhouden; beletten; weerhouden
preventing afhouden; beletten; weerhouden
putting off afhouden; beletten; weerhouden afpoeieren
stop halt; halte; halteplaats; oponthoud; stopplaats; vertraging
stopping afhouden; beletten; weerhouden aborteren; afhaken; afstoppen; eindigen; kappen; ophouden; opvulling; staken; stilhouden; stoppen; uitscheiden; vulling; vulsel
VerbRelated TranslationsOther Translations
discourage afhouden; beletten; ervanaf houden; weerhouden moedeloos maken; ontmoedigen
dissuade afhouden; beletten; ervanaf houden; weerhouden
hold back afhouden; beletten; ervanaf houden; weerhouden
obstruct afhouden; beletten; ervanaf houden; weerhouden afbreken; barricaderen; belemmeren; beletten; blokkeren; doen mislukken; doen ophouden; een stokje steken voor; obstructie plegen; onderbreken; stremmen; verhinderen; verijdelen; versperren; voorkomen; voorkómen
prevent afhouden; beletten; ervanaf houden; weerhouden afhouden; belemmeren; beletten; dwarsbomen; dwarsliggen; tegenwerken; verhinderen; voorkomen; voorkómen; weren
restrain afhouden; beletten; ervanaf houden; weerhouden achterhouden; bedwingen; beheersen; beteugelen; dempen; geen afstand doen van; houden; in bedwang houden; inhouden; intomen; matigen; temperen; zich matigen
stop afhouden; beletten; ervanaf houden; weerhouden afremmen; afzetten; beslissen; besluiten; blijven staan; blijven steken; dichten; dwarsbomen; dwarsliggen; ermee uitscheiden; gaten stoppen; halt houden; halthouden; haperen; inhouden; opgeven; ophouden; remmen; staken; stelpen; stilhouden; stillen; stilstaan; stilzetten; stokken; stoppen; stopzetten; tegenhouden; tegenwerken; temporiseren; tot staan brengen; tot stilstand brengen; uitscheiden; vastlopen; vertragen
stopping doen stoppen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
barring behoudens; tenzij; uitgezonderd

Related Words for "weerhouden":

  • weerhoudenen

Wiktionary Translations for weerhouden:

weerhouden
verb
  1. beletten om iets te doen