Dutch

Detailed Translations for aanmoedigen from Dutch to Spanish

aanmoedigen:

aanmoedigen verbe (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)

  1. aanmoedigen (aanvuren; toejuichen; bezielen)
  2. aanmoedigen (iemand motiveren; stimuleren; prikkelen)
  3. aanmoedigen (stimuleren; activeren; opwekken; oppeppen; bezielen)
  4. aanmoedigen (aanvuren; toemoedigen; bemoedigen; stimuleren)
  5. aanmoedigen

Conjugations for aanmoedigen:

o.t.t.
  1. moedig aan
  2. moedigt aan
  3. moedigt aan
  4. moedigen aan
  5. moedigen aan
  6. moedigen aan
o.v.t.
  1. moedigde aan
  2. moedigde aan
  3. moedigde aan
  4. moedigden aan
  5. moedigden aan
  6. moedigden aan
v.t.t.
  1. heb aangemoedigd
  2. hebt aangemoedigd
  3. heeft aangemoedigd
  4. hebben aangemoedigd
  5. hebben aangemoedigd
  6. hebben aangemoedigd
v.v.t.
  1. had aangemoedigd
  2. had aangemoedigd
  3. had aangemoedigd
  4. hadden aangemoedigd
  5. hadden aangemoedigd
  6. hadden aangemoedigd
o.t.t.t.
  1. zal aanmoedigen
  2. zult aanmoedigen
  3. zal aanmoedigen
  4. zullen aanmoedigen
  5. zullen aanmoedigen
  6. zullen aanmoedigen
o.v.t.t.
  1. zou aanmoedigen
  2. zou aanmoedigen
  3. zou aanmoedigen
  4. zouden aanmoedigen
  5. zouden aanmoedigen
  6. zouden aanmoedigen
diversen
  1. moedig aan!
  2. moedigt aan!
  3. aangemoedigd
  4. aanmoedigende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanmoedigen [znw.] nom

  1. aanmoedigen (aanvuren; stimuleren; toejuichen)
    la estimular; la animar
  2. aanmoedigen (aansporen; aanzetten; stimuleren; prikkel)
    el estimular; el impulsar; el incitar a; el animar; el animar a; el a instancias de

Translation Matrix for aanmoedigen:

NounRelated TranslationsOther Translations
a instancias de aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren
animar aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; prikkel; stimuleren; toejuichen
animar a aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren
engendrar provoceren; uitlokken
estimular aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; prikkel; stimuleren; toejuichen instigeren; opwekken
impulsar aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren aandrijven; aanjagen; voortstuwen
incitar aanslingeren; aanzwengelen
incitar a aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren
instigar instigeren; opwekken
provocar aanrichten; provoceren; treiteren; uitlokken
VerbRelated TranslationsOther Translations
aclamar aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; stimuleren; toemoedigen bejubelen; ovatie brengen; toejuichen
alentar aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; bezielen; stimuleren; toejuichen; toemoedigen aandrijven; aansporen; bemoedigen; moed inspreken; motiveren; opbeuren; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren
animar aanmoedigen; aanvuren; activeren; bemoedigen; bezielen; iemand motiveren; oppeppen; opwekken; prikkelen; stimuleren; toejuichen; toemoedigen aanblazen; aandrijven; aanjagen; aanleiding geven tot; aansporen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; activeren; animeren; bemoedigen; bezielen; blij maken; doen opvlammen; een inspirerende werking hebben; fleurig maken; iemand opstoken; inspireren; instigeren; motiveren; opbeuren; opfleuren; opfokken; ophitsen; opjutten; opkalefateren; opknappen; opkrikken; oplappen; opleven; opmonteren; opruien; opstoken; opvijzelen; opvrolijken; opwekken; opzetten; poken; porren; prikkelen; provoceren; reanimeren; stimuleren; tot leven wekken; uitdagen; uitlokken; verkwikken; verlevendigen; vrolijker worden
aplaudir aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; stimuleren; toemoedigen applaudisseren; bejubelen; klappen; ovatie brengen; toejuichen
apoyar aanmoedigen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren aanjagen; aansporen; dragen; met palen stutten; motiveren; ondersteunen; opjutten; porren; rugsteunen; schoren; schragen; steunen; stutten
avivar aanmoedigen; aanvuren; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren; toejuichen aanblazen; aanjagen; aansporen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; instigeren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; oprakelen; opruien; opstoken; poken; porren; provoceren; stimuleren; stoken; ter sprake brengen
dar viveza a aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren activeren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen
encender aanmoedigen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren aandoen; aandraaien; aanleren; aanmaken; aansteken; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; doen branden; eigen maken; in de fik steken; inschakelen; instigeren; leren; licht aansteken; motiveren; ontsteken; opfokken; ophitsen; opjutten; oppikken; opruien; opsteken; opstoken; poken; provoceren; verwerven; vuur maken; vuurmaken
engendrar aanmoedigen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren aanjagen; aankweken; aanplanten; aansporen; aanzetten tot; broeden; fokken; genereren; instigeren; kweken; motiveren; opjutten; opkweken; planten; porren; procreëren; provoceren; telen; uitbroeden; verbouwen; verwekken; voortbrengen; warmhouden
entornar aanmoedigen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren aandoen; aanmaken; aanzetten; inschakelen; motiveren; starten
entusiasmar aanmoedigen; aanvuren; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren; toejuichen activeren; bezielen; een inspirerende werking hebben; inspireren; opleven; opwekken; reanimeren; tot leven wekken; verlevendigen
envalentonar aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; bezielen; stimuleren; toejuichen; toemoedigen bemoedigen; opbeuren
estimular aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; bezielen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren; toejuichen; toemoedigen aandrijven; aanjagen; aanleiding geven tot; aansporen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; instigeren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; opkrikken; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opwekken; opwinden; poken; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; uitdagen; uitlokken; vooruitschoppen
excitar aanmoedigen; activeren; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren aanroeren; aansporen; aanstippen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; activeren; animeren; even aanraken; instigeren; ontlokken; opfokken; ophitsen; opjutten; opleven; opruien; opstoken; opvrijen; opwekken; opwinden; opzwepen; poken; prikkelen; provoceren; reanimeren; sterk prikkelen; stimuleren; tot leven wekken; verlevendigen
facilitar aanmoedigen bemakkelijken; gunnen; gunst verlenen; simplificeren; ter beschikking stellen; vereenvoudigen; vergemakkelijken; verschaffen; versoberen; verstrekken
impulsar aandrijven; aanslingeren; aansporen; aanzetten; aanzwengelen; jachten; opdrijven; ophitsen; opjagen; opkrikken; opwekken; opzwepen; prikkelen; sterk prikkelen; stimuleren; stuwen; voortjagen; voortstuwen; vooruitduwen; vooruitschoppen
incentivar aanmoedigen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren aandrijven; aanjagen; aansporen; aanzetten; aanzetten tot; animeren; instigeren; motiveren; opjutten; opkrikken; opwekken; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; vooruitschoppen
incitar aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren; toemoedigen aanblazen; aandrijven; aanjagen; aanleiding geven tot; aanpoten; aansporen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; haast maken; haasten; iemand opstoken; iets aanstoken; ijlen; instigeren; jagen; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; opkrikken; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opwekken; opwinden; opzetten; overhaasten; poken; porren; prikkelen; provoceren; spoeden; stimuleren; stoken; uitdagen; uitlokken; voortmaken; zich spoeden
incitar a aanjagen; aansporen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; instigeren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; poken; porren; provoceren
instigar aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; stimuleren; toemoedigen aanblazen; aanjagen; aanleiding geven tot; aanpoten; aansporen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; haast maken; haasten; herinneren; iets aanstoken; ijlen; in herinnering brengen; instigeren; jachten; jagen; jakkeren; manen; memoreren; met aandrang herinneren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; opruien; opschieten; opstoken; overhaasten; poken; porren; provoceren; rappelleren; reppen; snellen; spoeden; stimuleren; stoken; uitdagen; uitlokken; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
motivar aanmoedigen; iemand motiveren; prikkelen; stimuleren aandrijven; aanjagen; aansporen; aanzetten; aanzetten tot; animeren; instigeren; losmaken; motiveren; opjutten; opkrikken; opwekken; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; teweegbrengen; tot iets bewegen; verleiden tot
provocar aanmoedigen; aanvuren; activeren; bemoedigen; bezielen; oppeppen; opwekken; stimuleren; toemoedigen aandoen; aanjagen; aanleiding geven tot; aanrichten; aansporen; aanstichten; aanwakkeren; aanzetten tot; adviseren; berokkenen; iets aanraden; influisteren; ingeven; instigeren; jennen; koeioneren; kwellen; motiveren; narren; ontlokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; pesten; plagen; porren; provoceren; raden; sarren; souffleren; stangen; suggereren; tarten; tergen; teweegbrengen; treiteren; uitdagen; uitklokken; uitlokken; veroorzaken; verwekken; wegpesten; zieken

Wiktionary Translations for aanmoedigen:

aanmoedigen
verb
  1. moed inspreken

Cross Translation:
FromToVia
aanmoedigen incitar abet — to assist or encourage in crime
aanmoedigen animar; alentar encourage — mentally support or motivate
aanmoedigen recomendar; alentar encourage — spur on, recommend
aanmoedigen aguijar prod — encourage
aanmoedigen incitar prompt — to lead someone toward what they should say or do
aanmoedigen espolear; incentivar; estimular; incitar; motivar; animar spur — to urge or encourage to action, or to a more vigorous pursuit of an object; to incite; to stimulate; to instigate; to impel; to drive
aanmoedigen animar ermutigen — jemandem zureden, etwas zu tun
aanmoedigen alentar; animar réconforterrelever les forces, ranimer, remonter, tant au sens physique ou médical, qu'au sens moral.

External Machine Translations: