Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. nieuwheid:
  2. nieuw:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for nieuwheid from Dutch to Spanish

nieuwheid:

nieuwheid [de ~ (v)] nom

  1. de nieuwheid (originaliteit; frisheid)
    la originalidad

Translation Matrix for nieuwheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
originalidad frisheid; nieuwheid; originaliteit oorspronkelijk zijn; oorspronkelijkheid; originaliteit

Related Words for "nieuwheid":


Wiktionary Translations for nieuwheid:

nieuwheid
noun
  1. het feit dat iets nieuw is

nieuwheid form of nieuw:


Translation Matrix for nieuw:

NounRelated TranslationsOther Translations
fresco fresco; frisheid; kilte; koelte; kou; koude; ondeugd; zedelijke slechtheid; zonde
nuevo eerstejaars; eerstejaars student; foet; groentje; nieuweling; nieuwkomer
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
entero geheel getal
ModifierRelated TranslationsOther Translations
entero nieuw; pas gekocht algeheel; compleet; faliekant; finaal; gaaf; hartstikke; heel; hele; helemaal; kompleet; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onbeschadigd; ongebruikt; ongeopend; onverkort; onverzwakt; puntgaaf; vierkant; volkomen; volledig; volslagen; volstrekt
fresco nieuw; nieuwbakken aanmatigend; fris; frisjes; gekoeld; gemoedereerd; kil; koel; koeltjes; koud en vochtig; koudmakend; losjes; luchthartig; luchtig; onbedorven; onbeschaamd; onbeschoft; ongegeneerd; pril; respectloos; speels; vers; versgebakken; vlegelachtig; vroeg
impertérrito nieuw; pas gekocht koen; kranig; manmoedig; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onbeducht; onbevreesd; ongebruikt; ongehinderd; ongemoeid; ongeopend; ongestoord; onverkort; onverschrokken; onverstoorbaar; onverstoord; onvervaard; stoutmoedig; vermetel; vrijuit
nuevo nieuw; nieuwbakken; pas gekocht eigentijds; hedendaags; modern; nieuwe; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend
sereno nieuw; pas gekocht bedaard; doodgemoedereerd; doodkalm; gedeisd; gelijkmoedig; gemoedereerd; kalm; kalmpjes; koel; nuchter; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onbewogen; ongebruikt; ongeopend; onverkort; rustig; sereen; stil; vredig; vreedzaam; zakelijk

Related Words for "nieuw":


Antonyms for "nieuw":


Related Definitions for "nieuw":

  1. wat nog niet lang bestaat of nog niet gebruikt is1
    • ik heb nieuwe kleren aan1
  2. wat volgt op iets of iemand1
    • vandaag komt de nieuwe directeur1

Wiktionary Translations for nieuw:

nieuw
adjective
  1. recentelijk gemaakt
  2. huidige
  3. onderscheidt nieuwere namen van oudere
  4. in originele staat
  5. vreemd, onbekend
  6. recentelijk aangekomen of opgedoken
  7. woorden die in een of meer van de bovenstaande categoriën horen, maar waarvan niet bekend is in welke (voel u vrij deze woorden in de juiste categorie in te voegen)

Cross Translation:
FromToVia
nieuw nuevo fresh — new or clean
nieuw nuevo new — recently made or created
nieuw nuevo new — current or later
nieuw nuevo new — distinguishing something established more recently
nieuw nuevo new — in original condition, pristine
nieuw nuevo new — strange, unfamiliar
nieuw nuevo new — recently arrived or appeared
nieuw nuevo new — inexperienced, unaccustomed
nieuw novedosa; novedoso novel — new, original, especially in an interesting way
nieuw nuevo neu — vor kurzer Zeit gemacht oder geschehen
nieuw nuevo; nueva nouveau — Qui n’existait pas, qui était inconnu