Dutch

Detailed Translations for hoop from Dutch to Spanish

hoop:

hoop [de ~] nom

  1. de hoop (afwachting; verwachting)
    la esperanza; la expectación; la expectativa; la anticipación; la previsión; la perspectiva
  2. de hoop (menigte; bende; schare; )
    la multitud; la muchedumbre

hoop [de ~ (m)] nom

  1. de hoop (kluit; berg)
    el montón; el terrón; el cúmulo; la masa; la multitud
  2. de hoop (grote hoeveelheid; massa; berg; overvloed)
    el montón; la gran cantidad; la pila
  3. de hoop (stapel; opeenstapeling; opstapeling)
    la cartera; la masa; la agrupación; el grupo; la acumulación; la colección; el cúmulo; el acumulamiento
  4. de hoop (opeenhoping; berg; bende)
    el amontonamiento; el gran cantidad; la acumulación; el gran número
  5. de hoop (stuk poep; uitwerpsel; keutel; drol)
    la caca
  6. de hoop (heleboel; boel)
    la muchísimo; el mogollón; la cantidad muy grande
  7. de hoop (opeenhoping; accumulatie; stapel; ophoping; opeenstapeling)
    el trastos; la acumulación; la colección; la masa; el desbarajuste; el acumulamiento
  8. de hoop (samenscholing; accumulatie; groep; bende; troep)

Translation Matrix for hoop:

NounRelated TranslationsOther Translations
acumulación accumulatie; bende; berg; groep; hoop; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; samenscholing; stapel; troep accumulatie; cumulatie; cumuleren; massa; opaarden; opeenhopen; opeenhoping; ophopen; ophoping; opstapelen; opstopping; samenvoeging; selectie; sortering; stapelen; stel; verhogen; verstopping; verzameling
acumulamiento accumulatie; hoop; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; stapel
agrupación accumulatie; bende; groep; hoop; opeenstapeling; opstapeling; samenscholing; stapel; troep ambachtsgilde; bond; broederschap; bundel; club; coöperatie; factie; genootschap; gezelschap; gilde; groepering; orde; organisatie; samenwerkingsverband; societiet; sociëteit; soos; unie; vakgenootschap; vereniging
amontonamiento bende; berg; hoop; opeenhoping accumulatie; massa; opaarden; opeenhoping; ophopen; ophoping; opstuwing; selectie; sortering; stel; verhogen; verzameling
anticipación afwachting; hoop; verwachting anticiperen; bespoediging; verhaasting; vooruitbetaling; vooruitlopen op
caca drol; hoop; keutel; stuk poep; uitwerpsel beer; drek; excrementen; fecaliën; feces; kak; poep; poephoop; schijt; stront; stronthoop; uitscheiding; uitwerpselen
cantidad muy grande boel; heleboel; hoop
cartera hoop; opeenstapeling; opstapeling; stapel aktenmap; aktetas; beurs; billfold; boekentas; knip; portefeuille; portemonnaie; portemonnee; portfolio; schooltas; tas
colección accumulatie; hoop; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; stapel accumulatie; allegaartje; assortiment; bundel; collectie; compilatie; gedichtenverzameling; groep van twee of meer; keur; keuze; koppel; massa; mengelmoes; opeenhoping; ophoping; samenraapsel; schifting; selectie; sortering; sortiment; span; stel; verzameling
concentración de personas accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep
cúmulo berg; hoop; kluit; opeenstapeling; opstapeling; stapel hoopje; stapeltje; stapelwolk
desbarajuste accumulatie; hoop; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; stapel allegaartje; gezichtsmasker; mengelmoes; samenraapsel; smeerboel; soepzootje; wanorde; wanordelijkheid; zooitje
esperanza afwachting; hoop; verwachting
expectación afwachting; hoop; verwachting
expectativa afwachting; hoop; verwachting
formación de grupos de gente accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep
gran cantidad bende; berg; grote hoeveelheid; hoop; massa; opeenhoping; overvloed oploopje; samenkomst; toeloop
gran número bende; berg; hoop; opeenhoping
grupo accumulatie; bende; groep; hoop; opeenstapeling; opstapeling; samenscholing; stapel; troep aantal personen bijeen; accumulatie; allegaartje; ambachtsgilde; bende; bond; club; cluster; distributiegroep; distributielijst; drom; factie; gezelschap; gilde; groep; groep van twee of meer; groepering; horde; koppel; kudde; massa; mengelmoes; meute; opeenhoping; ophoping; orde; organisatie; pool; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; samenraapsel; schaar; schare; selectie; societiet; sociëteit; soos; sortering; span; stel; troep; unie; vakgenootschap; vereniging; verzameling; volksgroepering; zooi; zootje; zuil
masa accumulatie; berg; hoop; kluit; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; stapel aardig wat; achterbuurtvolk; allegaartje; beslag; deeg; drom; horde; klootjesvolk; knoedels; kudde; massa; mengelmoes; menigte; mensenmassa; noedels; oploopje; pasta; samenkomst; samenraapsel; schaar; schare; toeloop; troep; volksmenigte
mogollón boel; heleboel; hoop geklodder
montón berg; grote hoeveelheid; hoop; kluit; massa; overvloed aardig wat; accumulatie; allegaartje; drom; heap; massa; mengelmoes; menigte; mensenmassa; mikmak; opeenhoping; ophoping; oploopje; samenkomst; samenraapsel; scheplepel; selectie; sortering; stapeling; stel; toeloop; troep; verzameling
muchedumbre bende; drom; hoop; horde; massa; menigte; schare groep mensen; massa; menigte; volksmenigte
muchísimo boel; heleboel; hoop
multitud bende; berg; drom; hoop; horde; kluit; massa; menigte; schare aardig wat; drom; drukte; groep mensen; grote menigte; horde; kudde; massa; menigte; mensenmassa; optocht; processie; schaar; schare; staatsie; stoet; toeloop; troep; veel mensen
perspectiva afwachting; hoop; verwachting beschouwing; gezicht; gezichtshoek; gezichtspunt; invalshoek; inzicht; kans; kijk; oogpunt; panorama; perspectief; prospect; standpunt; toekomst; uitzicht; vergezicht; visie; vooruitzicht; vue; zicht; zienswijs
pila berg; grote hoeveelheid; hoop; massa; overvloed aanrecht; accu; accumulator; bak; barrel; batterij; emmer; fust; gootsteen; hoopje; kuip; pijler; pot; spoelbak; stack; stapel; stapeltje; teil; ton; vat
previsión afwachting; hoop; verwachting anticiperen; helderziendheid; maatregel; prognose; schikking; vooruitlopen op; vooruitziendheid; voorziening
terrón berg; hoop; kluit brok; klompje; klont; klonter; klontertje; klontje; schar; suikerklontje
trastos accumulatie; hoop; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; stapel bocht; junk; prullaria; rommel; slechte drank
- boel; massa; stoot; veel
ModifierRelated TranslationsOther Translations
muchísimo een heleboel; enorm; gigantisch; heel erg; heel erg veel; heel groot; immens; in zeer hoge mate; kolossaal; onmetelijk; reusachtig; reuze; verschrikkelijk veel; zeer veel

Related Words for "hoop":


Synonyms for "hoop":


Antonyms for "hoop":


Related Definitions for "hoop":

  1. grote hoeveelheid, groot aantal1
    • wat een hoop snoepjes heb jij!1
  2. uitwerpselen1
    • er lag een hondehoop op straat1
  3. slordige verzameling dingen1
    • hij gooide de stenen op een hoop1
  4. wens dat er iets gebeurt dat je graag wilt1
    • ik heb goede hoop dat hij weer beter wordt1

Wiktionary Translations for hoop:

hoop
noun
  1. stapel
  2. grote hoeveelheid
  3. verwachting van iets wenselijks

Cross Translation:
FromToVia
hoop fajo bundle — colloquial: large amount, especially of money
hoop amasijo; multitud; montón crowd — group of things
hoop sueño dream — hope or wish
hoop cúmulo; pila heap — pile
hoop esperanza hope — belief that something wished for can happen
hoop esperanza hope — person or thing that is a source of hope
hoop esperanza HoffnungGlaube an ein erwünschtes, aber nicht wahrscheinliches Ereignis in der Zukunft
hoop esperanza espoir — Le fait d’espérer. — usage Pour ce sens, ce mot est rare au pluriel ; on le dit pourtant quelquefois dans la poésie et dans le style soutenu.
hoop esperanza espéranceaction d’espérer ou résultat de cette action. Se différencie du synonyme "espoir" qui s'inscrit dans le quotidien humain, matériel par sa dimension escathologique.
hoop masa; acervo; montón; cúmulo; pila masseamas de plusieurs parties qui faire corps ensemble.

hopen:

hopen verbe (hoop, hoopt, hoopte, hoopten, gehoopt)

  1. hopen (van hoop vervuld zijn; spinzen; verlangen)
  2. hopen (op hopen zetten)
    esperar; desear; querer
  3. hopen (opeenhopen; accumuleren)

Conjugations for hopen:

o.t.t.
  1. hoop
  2. hoopt
  3. hoopt
  4. hopen
  5. hopen
  6. hopen
o.v.t.
  1. hoopte
  2. hoopte
  3. hoopte
  4. hoopten
  5. hoopten
  6. hoopten
v.t.t.
  1. heb gehoopt
  2. hebt gehoopt
  3. heeft gehoopt
  4. hebben gehoopt
  5. hebben gehoopt
  6. hebben gehoopt
v.v.t.
  1. had gehoopt
  2. had gehoopt
  3. had gehoopt
  4. hadden gehoopt
  5. hadden gehoopt
  6. hadden gehoopt
o.t.t.t.
  1. zal hopen
  2. zult hopen
  3. zal hopen
  4. zullen hopen
  5. zullen hopen
  6. zullen hopen
o.v.t.t.
  1. zou hopen
  2. zou hopen
  3. zou hopen
  4. zouden hopen
  5. zouden hopen
  6. zouden hopen
diversen
  1. hoop!
  2. hoopt!
  3. gehoopt
  4. hopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

hopen [de ~] nom, pluriel

  1. de hopen (stapels)
    la pilas; el montones; el rimeros

Translation Matrix for hopen:

NounRelated TranslationsOther Translations
confiar en in vertrouwen nemen; toevertrouwen
esperar afwachten; opwachten
montones hopen; stapels drom; massa; menigte; mensenmassa; oploopje; samenkomst; toeloop; troep
pilas hopen; stapels
rimeros hopen; stapels
VerbRelated TranslationsOther Translations
acumular accumuleren; hopen; opeenhopen aangroeien; accumuleren; bijeen harken; bijeen scharrelen; bijeenschrapen; bijeenzamelen; bijeenzoeken; op bankrekening zetten; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; oppotten; opstapelen; samenpakken; samenrapen; sparen; stapelen; vergaren; vermenigvuldigen; verzamelen; voortplanten; zich ophopen; zich opstapelen; zich vermeerderen
acumularse accumuleren; hopen; opeenhopen aangroeien; accumuleren; cumuleren; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; ophopen; opkroppen; opstapelen; stapelen; vermenigvuldigen; voortplanten; zich ophopen; zich opstapelen; zich vermeerderen
amontonar accumuleren; hopen; opeenhopen op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen
amontonarse accumuleren; hopen; opeenhopen samendringen; vermenigvuldigen; voortplanten
apilar accumuleren; hopen; opeenhopen accumuleren; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen; zich ophopen; zich opstapelen
confiar en hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen vertrouwen
consumirse hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen afmatten; afrotten; moe maken; opgebruiken; opkrijgen; opmaken; slopen; uitputten; verdorsten; vermoeien
desear hopen; op hopen zetten; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen begeren; toewensen; uitkijken; uitzien; uitzien naar; verlangen; wensen; willen
esperar hopen; op hopen zetten; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen afwachten; opwachten; tegemoetzien; uitkijken; uitkijken naar; uitzien; uitzien naar; verwachten; vooruitzien; wachten
ir consumiéndose hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen
querer hopen; op hopen zetten; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen begeren; believen; beminnen; houden van; kwijnen; kwijnend verlangen; liefhebben; minnen; moeten; smachten; snakken; verlangen; wensen; willen

Related Words for "hopen":


Related Definitions for "hopen":

  1. graag willen dat het gebeurt1
    • ik hoop dat je komt1

Wiktionary Translations for hopen:

hopen
verb
  1. wensen, graag zien dat er iets wel of niet voorvalt

Cross Translation:
FromToVia
hopen esperar hope — to want something to happen, with expectation that it might
hopen esperar hoffen — zuversichtlich erwarten, in die Zukunft vertrauen
hopen esperar espérer — (vieilli) soutenu|fr ou Acadie|fr (transitive) attendre la venue de quelqu’un.
hopen esperar; desear souhaiterformer un souhait.

Related Translations for hoop