Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. samenzweren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for samenzweren from Dutch to Spanish

samenzweren:

samenzweren [znw.] nom

  1. samenzweren (komplotteren)
    el conjurar; el conspirar

samenzweren verbe (zweer samen, zweert samen, zweerde samen, zweerden samen, samengezworen)

  1. samenzweren (samenspannen)

Conjugations for samenzweren:

o.t.t.
  1. zweer samen
  2. zweert samen
  3. zweert samen
  4. zweren samen
  5. zweren samen
  6. zweren samen
o.v.t.
  1. zweerde samen
  2. zweerde samen
  3. zweerde samen
  4. zweerden samen
  5. zweerden samen
  6. zweerden samen
v.t.t.
  1. heb samengezworen
  2. hebt samengezworen
  3. heeft samengezworen
  4. hebben samengezworen
  5. hebben samengezworen
  6. hebben samengezworen
v.v.t.
  1. had samengezworen
  2. had samengezworen
  3. had samengezworen
  4. hadden samengezworen
  5. hadden samengezworen
  6. hadden samengezworen
o.t.t.t.
  1. zal samenzweren
  2. zult samenzweren
  3. zal samenzweren
  4. zullen samenzweren
  5. zullen samenzweren
  6. zullen samenzweren
o.v.t.t.
  1. zou samenzweren
  2. zou samenzweren
  3. zou samenzweren
  4. zouden samenzweren
  5. zouden samenzweren
  6. zouden samenzweren
en verder
  1. ben samengezworen
  2. bent samengezworen
  3. is samengezworen
  4. zijn samengezworen
  5. zijn samengezworen
  6. zijn samengezworen
diversen
  1. zweer samen!
  2. zweert samen!
  3. samengezworen
  4. samenzwerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for samenzweren:

NounRelated TranslationsOther Translations
conjurar komplotteren; samenzweren
conspirar komplotteren; samenzweren
VerbRelated TranslationsOther Translations
conspirar samenspannen; samenzweren complotteren

Wiktionary Translations for samenzweren:

samenzweren
verb
  1. geheimelijk met anderen samenwerken ten nadele van een derde partij

Cross Translation:
FromToVia
samenzweren conspirar konspirieren — mit dem Gegner gegen Obrigkeiten zusammenarbeiten