Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. saus:
  2. sausen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for saus from Dutch to Spanish

saus:

saus [de ~] nom

  1. de saus (jus)
    la salsa

Translation Matrix for saus:

NounRelated TranslationsOther Translations
salsa jus; saus dipsaus

Related Words for "saus":


Wiktionary Translations for saus:

saus
noun
  1. een vloeibare substantie die meestal over een gerecht wordt gedaan of ernaast wordt gegeten voor extra smaak

Cross Translation:
FromToVia
saus salsa gravy — sauce
saus salsa sauce — liquid condiment
saus salsa sauce — cuis|nocat=1 assaisonnement liquide, souvent émulsionner, comprenant du sel, des épices ou des aromates.

saus form of sausen:

sausen verbe (saus, saust, sauste, sausten, gesaust)

  1. sausen (witten; kalken)

Conjugations for sausen:

o.t.t.
  1. saus
  2. saust
  3. saust
  4. sausen
  5. sausen
  6. sausen
o.v.t.
  1. sauste
  2. sauste
  3. sauste
  4. sausten
  5. sausten
  6. sausten
v.t.t.
  1. heb gesaust
  2. hebt gesaust
  3. heeft gesaust
  4. hebben gesaust
  5. hebben gesaust
  6. hebben gesaust
v.v.t.
  1. had gesaust
  2. had gesaust
  3. had gesaust
  4. hadden gesaust
  5. hadden gesaust
  6. hadden gesaust
o.t.t.t.
  1. zal sausen
  2. zult sausen
  3. zal sausen
  4. zullen sausen
  5. zullen sausen
  6. zullen sausen
o.v.t.t.
  1. zou sausen
  2. zou sausen
  3. zou sausen
  4. zouden sausen
  5. zouden sausen
  6. zouden sausen
en verder
  1. ben gesaust
  2. bent gesaust
  3. is gesaust
  4. zijn gesaust
  5. zijn gesaust
  6. zijn gesaust
diversen
  1. saus!
  2. saust!
  3. gesaust
  4. sausend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for sausen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
blanquear kalken; sausen; witten bleek worden; bleken; legaliseren; logen; opbleken; verbleken; wit worden; witwassen
encalar kalken; sausen; witten
enjalbegar kalken; sausen; witten
garabatear kalken; sausen; witten kalken; kladden; krabbelen

Related Words for "sausen":