Dutch

Detailed Translations for toetakelen from Dutch to Spanish

toetakelen:

Conjugations for toetakelen:

o.t.t.
  1. takel toe
  2. takelt toe
  3. takelt toe
  4. takelen toe
  5. takelen toe
  6. takelen toe
o.v.t.
  1. takelde toe
  2. takelde toe
  3. takelde toe
  4. takelden toe
  5. takelden toe
  6. takelden toe
v.t.t.
  1. heb toegetakeld
  2. hebt toegetakeld
  3. heeft toegetakeld
  4. hebben toegetakeld
  5. hebben toegetakeld
  6. hebben toegetakeld
v.v.t.
  1. had toegetakeld
  2. had toegetakeld
  3. had toegetakeld
  4. hadden toegetakeld
  5. hadden toegetakeld
  6. hadden toegetakeld
o.t.t.t.
  1. zal toetakelen
  2. zult toetakelen
  3. zal toetakelen
  4. zullen toetakelen
  5. zullen toetakelen
  6. zullen toetakelen
o.v.t.t.
  1. zou toetakelen
  2. zou toetakelen
  3. zou toetakelen
  4. zouden toetakelen
  5. zouden toetakelen
  6. zouden toetakelen
en verder
  1. ben toegetakeld
  2. bent toegetakeld
  3. is toegetakeld
  4. zijn toegetakeld
  5. zijn toegetakeld
  6. zijn toegetakeld
diversen
  1. takel toe!
  2. takelt toe!
  3. toegetakeld
  4. toetakelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for toetakelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
dañar beschadigen; kwetsen
VerbRelated TranslationsOther Translations
apalear aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen 'n aframmeling geven; aframmelen; afrossen; in elkaar rammen; in elkaar timmeren; knuppelen
aporrear aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen afranselen; beuken; een klap geven; hengsten; iemand toetakelen; rammen; slaan; stompen
causar perjuicio in elkaar slaan; toetakelen aantasten; aanvreten; bederven; benadelen; beschadigen; bezeren; bezoedelen; blesseren; deren; duperen; eer door het slijk halen; grieven; krenken; kwaad doen; kwetsen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; pijn doen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; verwonden; zeer doen; zich bezeren; zich pijn doen; zich verwonden
darle una paliza a alguien aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen billekoek geven; een pak slaag geven
darle una tunda de golpes aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen
dañar in elkaar slaan; toetakelen aantasten; aanvreten; afbreuk doen aan; bederven; belasteren; benadelen; beschadigen; bezeren; bezoedelen; blesseren; deren; eer door het slijk halen; grieven; kapotmaken; krenken; kwaad doen; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; moeren; mollen; nadeel berokkenen; nadelig zijn; pijn doen; schaden; smaden; verwonden; zeer doen
flagelar aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen
maltratar in elkaar slaan; toetakelen afranselen; beschadigen; billekoek geven; een pak slaag geven; iemand toetakelen; mishandelen; molesteren; pijnigen; schaden
quebrantar in elkaar slaan; toetakelen barsten; begeven; flippen; geweld gebruiken; kapotgaan; kapotmaken; knakken; losspringen; moeren; mollen; onklaar raken; openspringen; schofferen; stukgaan
vapulear aframmelen; afranselen; afrossen; aftuigen; in elkaar timmeren; toetakelen

Wiktionary Translations for toetakelen:

toetakelen
verb
  1. iemand zo mishandelen dat hij of zij zichtbaar lichamelijk letsel heeft

Cross Translation:
FromToVia
toetakelen estropear; echar a perder détériorermettre en mauvais état.

Related Translations for toetakelen