Dutch

Detailed Translations for bedaard from Dutch to Spanish

bedaard:

bedaard adj

  1. bedaard (kalm; rustig; sereen; )
  2. bedaard (gelijkmoedig; rustig; kalm)
  3. bedaard (gedeisd; rustig; stil; kalm)
  4. bedaard (sereen; stil; rustig; )

Translation Matrix for bedaard:

NounRelated TranslationsOther Translations
frío afstandelijkheid; frisheid; gereserveerdheid; kilheid; kilte; koelheid; koelte; kou; koude; koudheid
ModifierRelated TranslationsOther Translations
afable bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen amicaal; behulpzaam; beminnelijk; bereidwillig; charmant; gedienstig; genegenheid opwekkend; innemend; inschikkelijk; kameraadschappelijk; lief; minzaam; vriendelijke; vriendschappelijk
afectuoso bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen aanhankelijk; hartelijk; vriendelijke
agradable bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen aangenaam; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aardig; aimabel; amusant; attent; attractief; behaaglijk; behulpzaam; bekoorlijk; bevallig; charmant; fijn; fraai; genietbaar; genoeglijk; gezellig; goddelijk; goed ogend; goedaardig; goedhartig; harmonisch; hartelijk; heerlijk; hemels; heugelijk; heuglijk; hulpvaardig; knap; lekker; leuk; minnelijk; mooi; onderhoudend; op een aardige manier; paradijselijk; plezant; plezierig; prettig; sfeervol; smakelijk; sociabel; subtiel; te genieten; uitnodigend; verblijdend; verleidelijk; verlokkend; vermakelijk; verrukkelijk; voorkomend; vriendelijk; vriendelijke; welgevallig; zachtaardig; zalig
amable bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen aangenaam; aanlokkelijk; aantrekkelijk; aardig; aimabel; attent; attractief; behulpzaam; bekoorlijk; beminnelijk; bereidwillig; bevallig; braaf; charmant; comfortabel; coöperatief; deugdzaam; dierbaar; favoriete; fijn; gedienstig; geestig; geinig; gemakkelijk; genegenheid opwekkend; genoeglijk; geriefelijk; geschikt; geselecteerd; goedaardig; goedhartig; grappig; hartelijk; hulpvaardig; innemend; inschikkelijk; jofel; knap; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; lekker; leuk; lief; lievelings; lollig; medewerkend; minnelijk; minzaam; mooi; op een aardige manier; plezierig; prettig; sympathiek; tegemoetkomend; toegenegen; toeschietelijk; tof; verkoren; voorbeeldig; voorkomend; vriendelijk; vriendelijke; welwillend; zachtaardig; zoet
amigable bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen aangenaam; aardig; amicaal; attent; behulpzaam; bevallig; charmant; coöperatief; goedaardig; goedhartig; hartelijk; hulpvaardig; kameraadschappelijk; leuk; lief; medewerkend; minnelijk; op een aardige manier; plezierig; prettig; sympathiek; voorkomend; vriendelijk; vriendelijke; vriendschappelijk; welwillend; zachtaardig
amistoso bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen collegiaal; vriendelijke
amoroso bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen amoureus; amoureuze; liefderijk; liefdevol; verkikkerd; verliefd; vriendelijke
apacible bedaard; gedeisd; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen; stil; vredig; vreedzaam
benévolo bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen amicaal; bereidvaardig; bereidwillig; genegen; goedaardig; goedgunstig; goedhartig; goedig; goedmoedig; goeiig; hartelijk; kameraadschappelijk; mild; minnelijk; op een aardige manier; vriendelijk; vriendelijke; vriendschappelijk; welwillend; zachtaardig; zachtmoedig; zachtzinnig
calmado bedaard; gedeisd; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen; stil; vredig; vreedzaam
calmo bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen doodgemoedereerd; doodkalm; gemoedereerd; koel; koudmakend; nuchter; zakelijk
calmoso bedaard; gedeisd; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen; stil; vredig; vreedzaam
complaciente bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen aangenaam; aardig; amicaal; attent; behulpzaam; bereidvaardig; bereidwillig; dienstbaar; dienstvaardig; dienstwillig; gedienstig; gedwee; gewillig; goedaardig; goedhartig; goedig; goedmoedig; goeiig; hulpvaardig; inschikkelijk; kameraadschappelijk; meegaand; mild; onderworpen; op een aardige manier; plezierig; soepel; tegemoetkomend; toegeeflijk; toegevend; toeschietelijk; verplichtend; volgzaam; voorkomend; vriendelijk; vriendelijke; vriendschappelijk; welwillend; willig; zachtaardig; zachtmoedig; zachtzinnig
cordial bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen aangenaam; amicaal; genoeglijk; hartelijk; hartverblijdend; hartverkwikkend; hartverwarmend; kameraadschappelijk; minnelijk; plezierig; vriendelijk; vriendelijke; vriendschappelijk
en calma bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen
flemático bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen flegmatiek; flegmatisch; onderkoeld
frío bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen afstandelijk; bitterkoud; fris; frisjes; gekoeld; gemoedereerd; ijskoud; ijzig; kil; koel; koud; koud en vochtig; koudmakend; laag van temperatuur; onderkoeld; rillerig; steenkoud
impasible bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen doodgemoedereerd; doodkalm; geplaveid; koel; koen; koud; kranig; manmoedig; onaandoenlijk; onaangedaan; onbeducht; onbegaan; onberoerd; onbevreesd; onbewogen; onderkoeld; ongehinderd; ongemoeid; ongestoord; ongevoelig; onverschrokken; onverstoord; onvervaard; stoutmoedig; verhard; vermetel; vrijuit
imperturable bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen onderkoeld
imperturbable bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen gelaten; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onderkoeld; ongebruikt; ongehinderd; ongemoeid; ongeopend; ongestoord; onverkort; onverstoorbaar; onverstoord; stoïcijns; vrijuit
indiferente bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen doodgemoedereerd; doodkalm; gemoedereerd; koel; koudbloedig; nonchalant; nuchter; onachtzaam; onbegaan; onderkoeld; ongevoelig; onverstoorbaar; zakelijk
inmutable bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen indifferent; laconiek; lauw; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onderkoeld; ongebruikt; ongehinderd; ongemoeid; ongeopend; ongestoord; ongevoelig; ongeïnteresseerd; onverschillig; onverstoord; vrijuit
inmóvil bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen bewegingloos; bewegingsloos; doodstil; hecht; immobiel; in 't geniep; muisstil; onbeweeglijk; onbeweeglijke; onderkoeld; roerloos; stilstaand; zonder roer
jovial bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen amicaal; dartel; gemoedelijk; genoeglijk; hartelijk; jofel; jolig; joviaal; kameraadschappelijk; minnelijk; speels; uitgelaten; vriendelijk; vriendschappelijk
liso bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen glad neerliggend; kaal; onbehaard; onderkoeld; rimpelloos; scherp; sluik; vlijmend; vlijmscherp; zonder haar
manso bedaard; gedeisd; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen; stil; vredig; vreedzaam tam
pacífico bedaard; gedeisd; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen; stil; vredig; vreedzaam gerust; geweldloos; in 't geniep; rustig; rustigjes; vredelievend; vreedzaam
ponderado bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen bewust; expres; gewogen; moedwillig; opzettelijk; voorbedacht; weloverwogen
quedo bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen
quieto bedaard; gedeisd; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen; stil; vredig; vreedzaam geluidloos; geruisloos; gerust; gesloten; immobiel; in 't geniep; onbeweeglijk; ongemerkt; ongezien; rustig; stil; stilletjes; taciturn; weinig spraakzaam; zachtjes; zwijgend; zwijgzaam
sereno bedaard; gedeisd; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen; stil; vredig; vreedzaam doodgemoedereerd; doodkalm; gemoedereerd; koel; nieuw; nuchter; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; onverkort; pas gekocht; zakelijk
silencioso bedaard; gedeisd; kalm; rustig; stil geluidloos; gesloten; heimelijk; in 't geniep; klankloos; onopgemerkt; rustigjes; stil; stilletjes; taciturn; weinig spraakzaam; zonder geluid; zwijgend; zwijgzaam
simpático bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen aangenaam; aardig; amicaal; attent; behulpzaam; bevallig; charmant; comfortabel; gemakkelijk; genegenheid opwekkend; genoeglijk; geriefelijk; goedaardig; goedhartig; hartelijk; hulpvaardig; innemend; jofel; kameraadschappelijk; leuk; lief; medelevend; meelevend; meevoelend; minnelijk; minzaam; op een aardige manier; plezierig; prettig; ruimhartig; sympathiek; voorkomend; vriendelijk; vriendelijke; vriendschappelijk; zachtaardig
sin inmutarse bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen; stil; vredig; vreedzaam
sociable bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen aangenaam; amicaal; comfortabel; gemakkelijk; genoeglijk; geriefelijk; gezellig; kameraadschappelijk; onderhoudend; plezierig; sfeervol; sociabel; vriendelijke; vriendschappelijk
sosegadamente bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen; stil; vredig; vreedzaam
sosegado bedaard; gedeisd; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen; stil; vredig; vreedzaam doodgemoedereerd; doodkalm; gemoedereerd
tranquilamente bedaard; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen; stil; vredig; vreedzaam gerust; kalmpjes; luchthartig; onbekommerd; onbesuisd; onbezorgd; rustig; rustig aan; rustigjes; stilletjes aan; zorgeloos
tranquilo bedaard; gedeisd; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbewogen; rustig; sereen; stil; vredig; vreedzaam gerust; in 't geniep; luchthartig; onbekommerd; onbesuisd; onbezorgd; rustig; rustige; zorgeloos

Related Words for "bedaard":


Wiktionary Translations for bedaard:

bedaard
adjective
  1. rustig, kalm

Cross Translation:
FromToVia
bedaard sosegado; tranquilo; quieto calme — Qui est sans turbulence, sans agitation, tant au sens physique qu’au sens moral.
bedaard sosegado; tranquilo; quieto tranquille — Qui est paisible, calme, sans agitation.

bedaard form of bedaren:

bedaren verbe (bedaar, bedaart, bedaarde, bedaarden, bedaard)

  1. bedaren (beheersen; bedwingen; beteugelen; matigen; intomen)
  2. bedaren (tot kalmte manen; kalmeren; sussen)

Conjugations for bedaren:

o.t.t.
  1. bedaar
  2. bedaart
  3. bedaart
  4. bedaren
  5. bedaren
  6. bedaren
o.v.t.
  1. bedaarde
  2. bedaarde
  3. bedaarde
  4. bedaarden
  5. bedaarden
  6. bedaarden
v.t.t.
  1. ben bedaard
  2. bent bedaard
  3. is bedaard
  4. zijn bedaard
  5. zijn bedaard
  6. zijn bedaard
v.v.t.
  1. was bedaard
  2. was bedaard
  3. was bedaard
  4. waren bedaard
  5. waren bedaard
  6. waren bedaard
o.t.t.t.
  1. zal bedaren
  2. zult bedaren
  3. zal bedaren
  4. zullen bedaren
  5. zullen bedaren
  6. zullen bedaren
o.v.t.t.
  1. zou bedaren
  2. zou bedaren
  3. zou bedaren
  4. zouden bedaren
  5. zouden bedaren
  6. zouden bedaren
diversen
  1. bedaar!
  2. bedaart!
  3. bedaard
  4. bedarende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bedaren:

NounRelated TranslationsOther Translations
controlar controleren
extinguirse uitsterven
VerbRelated TranslationsOther Translations
acallar bedaren; kalmeren; sussen; tot kalmte manen het zwijgen opleggen; laten zwijgen
ajustir bedaren; kalmeren; sussen; tot kalmte manen bijleggen; schikken; verzoenen
apagarse bedaren; kalmeren; sussen; tot kalmte manen doven; opbranden; smoren; uitblussen; uitbranden; uitdoven; verstillen; verstommen
calmar bedaren; kalmeren; sussen; tot kalmte manen dempen; geruststellen; kalmeren; matigen; temperen; zich matigen
controlar bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; intomen; matigen beheersen; bekijken; beproeven; beteugelen; bewaken; bezichtigen; controleren; doorvorsen; in de gaten houden; in het oog houden; inspecteren; intomen; keuren; leerstof beheersen; nagaan; nakijken; naspeuren; nasporen; onder de knie hebben; onderzoeken; opletten; surveilleren; testen; toezicht houden; toezien
dominar bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; intomen; matigen beheersen; beteugelen; bijsluiten; bijvoegen; de overhand hebben; domineren; gezaghebben; heerschappij voeren; heersen; heersen over; insluiten; intomen; leerstof beheersen; macht uitoefenen; machtiger zijn; omvatten; onder de knie hebben; onderwerpen; overheersen; regeren; temmen; toevoegen; verderreiken
extinguir bedaren; kalmeren; sussen; tot kalmte manen blussen; doven; liquideren; smoren; uitblussen; uitdoven; uitroeien; wegvagen
extinguirse bedaren; kalmeren; sussen; tot kalmte manen afsluiten; afsterven; beëindigen; breken; doodgaan; doven; een einde maken aan; eindigen; kapot gaan; kapotgaan; omkomen; ophouden; overlijden; smoren; sneuvelen; sterven; stoppen; stuk gaan; uitblussen; uitdoven; uitsterven
refrenar bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; intomen; matigen afremmen; bedwingen; beheersen; beteugelen; in bedwang houden; intomen; remmen
reprimir bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; intomen; matigen bedwingen; beteugelen; de kop indrukken; eronder krijgen; iemand van de plaats dringen; in bedwang houden; klein krijgen; onderdrukken; verdringen
tranquilizar bedaren; kalmeren; sussen; tot kalmte manen geruststellen

Wiktionary Translations for bedaren:

bedaren
Cross Translation:
FromToVia
bedaren aquietar; calmar allay — To make quiet or put at rest
bedaren aplacar placate — to calm
bedaren demoler; derribar; deprimir; abatir; desalentar; agotar; matar; vencer; recorrer; atravesar; calmar; sosegar abattre — Traductions à trier suivant le sens
bedaren calmar; sosegar rassurerredonner l’assurance, rendre la confiance, la tranquillité.