Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. bevoelen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bevoelen from Dutch to Spanish

bevoelen:

bevoelen verbe (bevoel, bevoelt, bevoelde, bevoelden, bevoeld)

  1. bevoelen (betasten; voelen)
    tocar; manosear; palpar
  2. bevoelen (aftasten)

Conjugations for bevoelen:

o.t.t.
  1. bevoel
  2. bevoelt
  3. bevoelt
  4. bevoelen
  5. bevoelen
  6. bevoelen
o.v.t.
  1. bevoelde
  2. bevoelde
  3. bevoelde
  4. bevoelden
  5. bevoelden
  6. bevoelden
v.t.t.
  1. heb bevoeld
  2. hebt bevoeld
  3. heeft bevoeld
  4. hebben bevoeld
  5. hebben bevoeld
  6. hebben bevoeld
v.v.t.
  1. had bevoeld
  2. had bevoeld
  3. had bevoeld
  4. hadden bevoeld
  5. hadden bevoeld
  6. hadden bevoeld
o.t.t.t.
  1. zal bevoelen
  2. zult bevoelen
  3. zal bevoelen
  4. zullen bevoelen
  5. zullen bevoelen
  6. zullen bevoelen
o.v.t.t.
  1. zou bevoelen
  2. zou bevoelen
  3. zou bevoelen
  4. zouden bevoelen
  5. zouden bevoelen
  6. zouden bevoelen
diversen
  1. bevoel!
  2. bevoelt!
  3. bevoeld
  4. bevoelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bevoelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
palpar aftasten; afvoelen; tasten; voelen
tocar aanraken; aantikken
VerbRelated TranslationsOther Translations
examinar aftasten; bevoelen aankijken; afwegen; bekijken; beproeven; beschouwen; bestuderen; bezichtigen; blikken; blikken werpen; controleren; doorvorsen; examen afnemen; examineren; exploreren; gadeslaan; inspecteren; keuren; monsteren; monsters nemen; ondervragen; onderzoeken; overdenken; overhoren; overwegen; proberen; schouwen; speuren; testen; toeschouwen; toetsen; uithoren; uitproberen; uitvragen; verhoren; vorsen
explorar aftasten; bevoelen aftasten; afvoelen; doorvorsen; onderzoeken; speuren; verkennen; vorsen
investigar aftasten; bevoelen aftasten; bestuderen; doorvorsen; examineren; exploreren; naspeuren; nasporen; navorsen; onderzoeken; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; overhoren; speuren; testen; toetsen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; verkennen; vorsen
manosear betasten; bevoelen; voelen foezelen; friemelen; frunniken; vingeren
palpar betasten; bevoelen; voelen
tocar betasten; bevoelen; voelen aangaan; aanraken; aanroeren; aanstippen; bespelen; betreffen; even aanraken; raken; ten deel vallen; toekomen; toevallen; voelen
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
examinar bladeren; browsen; zoeken

Wiktionary Translations for bevoelen:


Cross Translation:
FromToVia
bevoelen palpar palper — Traductions à trier suivant le sens
bevoelen oler; sentir; olfatear sentir — Traductions à trier suivant le sens
bevoelen palpar tâtertoucher, manier doucement une chose, pour savoir si elle est dure ou molle, sec ou humide, froide ou chaude, etc.