Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. doorheen reizen:


Dutch

Detailed Translations for doorheen reizen from Dutch to Spanish

doorheen reizen:

doorheen reizen verbe (reis doorheen, reist doorheen, reisde doorheen, reisden doorheen, doorheen gereisd)

  1. doorheen reizen (reizen door)

Conjugations for doorheen reizen:

o.t.t.
  1. reis doorheen
  2. reist doorheen
  3. reist doorheen
  4. reizen doorheen
  5. reizen doorheen
  6. reizen doorheen
o.v.t.
  1. reisde doorheen
  2. reisde doorheen
  3. reisde doorheen
  4. reisden doorheen
  5. reisden doorheen
  6. reisden doorheen
v.t.t.
  1. ben doorheen gereisd
  2. bent doorheen gereisd
  3. is doorheen gereisd
  4. zijn doorheen gereisd
  5. zijn doorheen gereisd
  6. zijn doorheen gereisd
v.v.t.
  1. was doorheen gereisd
  2. was doorheen gereisd
  3. was doorheen gereisd
  4. waren doorheen gereisd
  5. waren doorheen gereisd
  6. waren doorheen gereisd
o.t.t.t.
  1. zal doorheen reizen
  2. zult doorheen reizen
  3. zal doorheen reizen
  4. zullen doorheen reizen
  5. zullen doorheen reizen
  6. zullen doorheen reizen
o.v.t.t.
  1. zou doorheen reizen
  2. zou doorheen reizen
  3. zou doorheen reizen
  4. zouden doorheen reizen
  5. zouden doorheen reizen
  6. zouden doorheen reizen
diversen
  1. reis doorheen!
  2. reist doorheen!
  3. doorheen gereisd
  4. doorheen reisend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for doorheen reizen:

NounRelated TranslationsOther Translations
atravesar overlopen; oversteken
VerbRelated TranslationsOther Translations
atravesar doorheen reizen; reizen door doorbreken; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; doorvaren; dwars oversteken; in tweeën houwen; klieven; kloven; overgaan; oversteken
pasar por doorheen reizen; reizen door aankomen; beleven; berechten; bezoeken; doorgaan voor; doorleven; doormaken; doorreizen; doorstaan; een stapje verder gaan; erdoor gaan; ervaren; gewaarworden; heten; iemand opzoeken; inlopen; langsgaan; langskomen; moeten doorgaan voor; ondervinden; op bezoek komen; op visite gaan; opzoeken; verdergaan; verdragen; verduren; verteren; vervolgen; voelen; voorbijkomen; voorbijlopen
pasear por doorheen reizen; reizen door
recorrer doorheen reizen; reizen door aflopen; bereizen; koers zetten naar; rondtrekken; vervoegen; zich begeven naar
ModifierRelated TranslationsOther Translations
atravesar overspannen; overwerkt

Related Translations for doorheen reizen