Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. eruit gaan:


Dutch

Detailed Translations for eruit gaan from Dutch to Spanish

eruit gaan:

eruit gaan verbe (ga eruit, gaat eruit, ging eruit, gingen eruit, eruit gegaan)

  1. eruit gaan
    salir

Conjugations for eruit gaan:

o.t.t.
  1. ga eruit
  2. gaat eruit
  3. gaat eruit
  4. gaan eruit
  5. gaan eruit
  6. gaan eruit
o.v.t.
  1. ging eruit
  2. ging eruit
  3. ging eruit
  4. gingen eruit
  5. gingen eruit
  6. gingen eruit
v.t.t.
  1. ben eruit gegaan
  2. bent eruit gegaan
  3. is eruit gegaan
  4. zijn eruit gegaan
  5. zijn eruit gegaan
  6. zijn eruit gegaan
v.v.t.
  1. was eruit gegaan
  2. was eruit gegaan
  3. was eruit gegaan
  4. waren eruit gegaan
  5. waren eruit gegaan
  6. waren eruit gegaan
o.t.t.t.
  1. zal eruit gaan
  2. zult eruit gaan
  3. zal eruit gaan
  4. zullen eruit gaan
  5. zullen eruit gaan
  6. zullen eruit gaan
o.v.t.t.
  1. zou eruit gaan
  2. zou eruit gaan
  3. zou eruit gaan
  4. zouden eruit gaan
  5. zouden eruit gaan
  6. zouden eruit gaan
diversen
  1. ga eruit!
  2. gaat eruit!
  3. eruit gegaan
  4. eruit gaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for eruit gaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
salir heengaan; vertrekken; weggaan
VerbRelated TranslationsOther Translations
salir eruit gaan afhaken; afreizen; afsluiten; afvallen; afzeggen; afzien van; belanden; bewaarheid worden; blijken; conveniëren; de hort op gaan; de plaat poetsen; deugen; eruitgaan; eruitstappen; ervandoor gaan; extraheren; gaan; geraken; geschikt zijn; heengaan; hem smeren; loskomen; loskrijgen; losmaken; lostornen; naar de vijand overlopen; ontglippen; ontkomen; ontslagen worden; ontsnappen aan; ontvluchten; op vrije voeten gesteld worden; opbreken; opgeven; ophouden; opstappen; passen; passend zijn; reizen; rondreizen; smeren; stappen; stoppen; terechtkomen; tornen; trekken; uitgaan; uithalen; uitkomen; uitrijden; uitstappen; uittrekken; verdwijnen; verlaten; vertrekken; verwijderen; verzeilen; vluchten; vooraan staan; vooruitspringen; vooruitsteken; vrijkomen; weggaan; wegkomen; weglopen; wegreizen; wegrennen; wegtrekken; zich uit de voeten maken; zich vrijmaken; zwerven
OtherRelated TranslationsOther Translations
salir uitkomen; uitstromen

Related Translations for eruit gaan