Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. indexeren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for indexeren from Dutch to Spanish

indexeren:

indexeren verbe (indexeer, indexeert, indexeerde, indexeerden, geïndexeerd)

  1. indexeren (van indexnummers voorzien)
  2. indexeren (index maken; registeren)

Conjugations for indexeren:

o.t.t.
  1. indexeer
  2. indexeert
  3. indexeert
  4. indexeren
  5. indexeren
  6. indexeren
o.v.t.
  1. indexeerde
  2. indexeerde
  3. indexeerde
  4. indexeerden
  5. indexeerden
  6. indexeerden
v.t.t.
  1. heb geïndexeerd
  2. hebt geïndexeerd
  3. heeft geïndexeerd
  4. hebben geïndexeerd
  5. hebben geïndexeerd
  6. hebben geïndexeerd
v.v.t.
  1. had geïndexeerd
  2. had geïndexeerd
  3. had geïndexeerd
  4. hadden geïndexeerd
  5. hadden geïndexeerd
  6. hadden geïndexeerd
o.t.t.t.
  1. zal indexeren
  2. zult indexeren
  3. zal indexeren
  4. zullen indexeren
  5. zullen indexeren
  6. zullen indexeren
o.v.t.t.
  1. zou indexeren
  2. zou indexeren
  3. zou indexeren
  4. zouden indexeren
  5. zouden indexeren
  6. zouden indexeren
en verder
  1. is geïndexeerd
diversen
  1. indexeer!
  2. indexeert!
  3. geïndexeerd
  4. indexerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for indexeren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
indexar index maken; indexeren; registeren boeken; noteren; opschrijven; optekenen; registreren; vastleggen
indiciar indexeren; van indexnummers voorzien

Wiktionary Translations for indexeren:

indexeren
verb
  1. iets van een index (inhoudsopgave) voorzien

Cross Translation:
FromToVia
indexeren indexar index — to arrange an index