Dutch

Detailed Translations for kletteren from Dutch to Spanish

kletteren:

kletteren verbe (kletter, klettert, kletterde, kletterden, gekletterd)

  1. kletteren (rammelen)

Conjugations for kletteren:

o.t.t.
  1. kletter
  2. klettert
  3. klettert
  4. kletteren
  5. kletteren
  6. kletteren
o.v.t.
  1. kletterde
  2. kletterde
  3. kletterde
  4. kletterden
  5. kletterden
  6. kletterden
v.t.t.
  1. ben gekletterd
  2. bent gekletterd
  3. is gekletterd
  4. zijn gekletterd
  5. zijn gekletterd
  6. zijn gekletterd
v.v.t.
  1. was gekletterd
  2. was gekletterd
  3. was gekletterd
  4. waren gekletterd
  5. waren gekletterd
  6. waren gekletterd
o.t.t.t.
  1. zal kletteren
  2. zult kletteren
  3. zal kletteren
  4. zullen kletteren
  5. zullen kletteren
  6. zullen kletteren
o.v.t.t.
  1. zou kletteren
  2. zou kletteren
  3. zou kletteren
  4. zouden kletteren
  5. zouden kletteren
  6. zouden kletteren
en verder
  1. heb gekletterd
  2. hebt gekletterd
  3. heeft gekletterd
  4. hebben gekletterd
  5. hebben gekletterd
  6. hebben gekletterd
diversen
  1. kletter!
  2. klettert!
  3. gekletterd
  4. kletterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kletteren:

NounRelated TranslationsOther Translations
brincar driftig zijn; opstuiven; opvliegen
golpear bekloppen
VerbRelated TranslationsOther Translations
brincar kletteren; rammelen dartelen; huppelen; opveren
brindar kletteren; rammelen een toost uitbrengen; fluisteren; heien; klampen; lispelen; proosten; sissen; toosten
caer con estrépito kletteren; rammelen klingelen; rinkelen; tingelen; tinkelen
chocar kletteren; rammelen aanrijden; belasteren; botsen; bruuskeren; een por geven; ineenslaan; kapotrijden; klingelen; kwaadspreken; lasteren; onheus bejegenen; op elkaar botsen; op elkaar knallen; op elkaar stoten; ophoesten; porren; rinkelen; smaden; stoten; stoten op; tegen elkaar slaan; tingelen; tinkelen; voor de dag komen met
chocar los vasos kletteren; rammelen heien
dar brincos kletteren; rammelen vanaf springen
golpear kletteren; rammelen aankloppen; aantikken; beroeren; beuken; bonken; bonzen; een klap geven; hameren; hard slaan; heien; hengsten; iemand raken; iemand treffen; ineenslaan; inkloppen; klepperen; kloppen; luiden; meppen; raken; rammen; slaan; tegen elkaar slaan; tikken; timmeren; treffen
golpetear kletteren; rammelen klapperen; klepperen
hacer ruidos kletteren; rammelen klepperen; knorren; knorrend geluid maken; ronken; sakkeren; snorren; zagen
remachar kletteren; rammelen doorponsen; heien; klampen; ponsen; stansen
repicar kletteren; rammelen klank voortbrengen; klingelen; klinken; luiden; rinkelen; tingelen; tinkelen
repiquetear kletteren; rammelen
saltar kletteren; rammelen afsteken; barsten; een knippend geluid maken; een sprongetje maken; eruit springen; in het oog lopen; induiken; losspringen; openspringen; opspringen; opvallen; overheen springen; overspringen; springen; uitspringen; uitsteken
sonar kletteren; rammelen beieren; bellen; doorklinken; echoën; galmen; geluid maken; klank voortbrengen; klingelen; klinken; luiden; met krachtige stem zingen; naklinken; overgaan; rinkelen; schallen; tingelen; tinkelen; weerklinken; weerschallen
teclear kletteren; rammelen intikken; intoetsen; intypen; op toetsen drukken
tintinear kletteren; rammelen
traquetear kletteren; rammelen klepperen
trincar kletteren; rammelen heien; klampen

Wiktionary Translations for kletteren:


Cross Translation:
FromToVia
kletteren restallar; chasquear; castañetear claquer — Faire un certain bruit aigu et éclatant.
kletteren tintinar; tintinear tinterfaire sonner lentement une cloche, en sorte que le battant ne frapper que d’un côté.