Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. laten voorbijgaan:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for laten voorbijgaan from Dutch to Spanish

laten voorbijgaan:

laten voorbijgaan verbe (laat voorbijgaan, liet voorbijgaan, lieten voorbijgaan, laten voorbijgaan)

  1. laten voorbijgaan (laten liggen)

Conjugations for laten voorbijgaan:

o.t.t.
  1. laat voorbijgaan
  2. laat voorbijgaan
  3. laat voorbijgaan
  4. laten voorbijgaan
  5. laten voorbijgaan
  6. laten voorbijgaan
o.v.t.
  1. liet voorbijgaan
  2. liet voorbijgaan
  3. liet voorbijgaan
  4. lieten voorbijgaan
  5. lieten voorbijgaan
  6. lieten voorbijgaan
v.t.t.
  1. heb laten voorbijgaan
  2. hebt laten voorbijgaan
  3. heeft laten voorbijgaan
  4. hebben laten voorbijgaan
  5. hebben laten voorbijgaan
  6. hebben laten voorbijgaan
v.v.t.
  1. had laten voorbijgaan
  2. had laten voorbijgaan
  3. had laten voorbijgaan
  4. hadden laten voorbijgaan
  5. hadden laten voorbijgaan
  6. hadden laten voorbijgaan
o.t.t.t.
  1. zal laten voorbijgaan
  2. zult laten voorbijgaan
  3. zal laten voorbijgaan
  4. zullen laten voorbijgaan
  5. zullen laten voorbijgaan
  6. zullen laten voorbijgaan
o.v.t.t.
  1. zou laten voorbijgaan
  2. zou laten voorbijgaan
  3. zou laten voorbijgaan
  4. zouden laten voorbijgaan
  5. zouden laten voorbijgaan
  6. zouden laten voorbijgaan
diversen
  1. laat voorbijgaan!
  2. laat voorbijgaan!
  3. laten voorbijgaan
  4. voorbijgaan latend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for laten voorbijgaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
dejar pasar laten liggen; laten voorbijgaan binnenlaten; iemand toelaten; naarbinnen laten; toegang verschaffen; toelaten; voorbijlaten

Wiktionary Translations for laten voorbijgaan:


Cross Translation:
FromToVia
laten voorbijgaan preceder forego — to precede

Related Translations for laten voorbijgaan