Dutch

Detailed Translations for meet from Dutch to Spanish

meet:

meet [de ~] nom

  1. de meet (finishlijn; eindpunt; finish; einde; eindstreep)
    el punto final; la cinta de llegada; el fin; el afinado; la llegada; la marca; el acabado; el final; la terminación; el barniz; la línea de llegada

Translation Matrix for meet:

NounRelated TranslationsOther Translations
acabado einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet afkrijgen; afwerking; fineer
afinado einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet
barniz einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet fineer; glanslak; glansverf; heiigheid; lakverf; vernis; waas
cinta de llegada einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet
fin einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet beëindiging; citadel; conclusie; crypte; deurslot; doel; doeleinde; doelschijf; doelstelling; einde; end; finale; graf; grafplaats; intentie; inzet; kasteel; moedwil; onderaardse gang; oogmerk; ridderkasteel; ridderslot; rustplaats; slot; slotbeschouwing; sluiting; streven; toeleg; uiteinde; volbrenging; voltooiing; voornemen
final einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet beslissende wedstrijd; beslissingswedstrijd; beëindiging; citadel; conclusie; einde; eindstrijd; finale; kasteel; laatste gedeelte; laatste opvoering; ridderkasteel; ridderslot; slot; slotbeschouwing; slotnummer; slotstuk; sluiting; sluitstuk; uiteinde
llegada einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet aankomen; arriveren; binnenkomst; entree; inkomst; intocht; intrede; komen; komst; overkomst
línea de llegada einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet
marca einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet beeldmerk; brandmerk; eigenschap; handelsmerk; herkenningsteken; kenmerk; kenteken; keurmerk; keurstempel; label; logo; markering; merk; merknaam; merkteken; onderscheidingsteken; ontvangstbewijs; record; reçu; smet; stigma; vlag; vlek; wondteken van Christus
punto final einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet
terminación einde; eindpunt; eindstreep; finish; finishlijn; meet afbouwen; afwerking; completering; conclusie; slotbeschouwing; volbrenging; voltooiing
ModifierRelated TranslationsOther Translations
acabado af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; doorgekookt; gaar; gedaan; gepleegd; gereed; geëindigd; klaar; over; uit; volbracht; voltooid; voorbij
final achterste; definitieve; finaal; laatste; ten slotte; uiteindelijk

Related Words for "meet":


Wiktionary Translations for meet:


Cross Translation:
FromToVia
meet fin; meta finish — end
meet objetivo ZielAusrichtung oder Endpunkt einer Bestrebung

meet form of meten:

meten verbe (meet, mat, maten, gemeten)

  1. meten (diepte bepalen; peilen; opmeten)

Conjugations for meten:

o.t.t.
  1. meet
  2. meet
  3. meet
  4. meten
  5. meten
  6. meten
o.v.t.
  1. mat
  2. mat
  3. mat
  4. maten
  5. maten
  6. maten
v.t.t.
  1. heb gemeten
  2. hebt gemeten
  3. heeft gemeten
  4. hebben gemeten
  5. hebben gemeten
  6. hebben gemeten
v.v.t.
  1. had gemeten
  2. had gemeten
  3. had gemeten
  4. hadden gemeten
  5. hadden gemeten
  6. hadden gemeten
o.t.t.t.
  1. zal meten
  2. zult meten
  3. zal meten
  4. zullen meten
  5. zullen meten
  6. zullen meten
o.v.t.t.
  1. zou meten
  2. zou meten
  3. zou meten
  4. zouden meten
  5. zouden meten
  6. zouden meten
diversen
  1. meet!
  2. meet!
  3. gemeten
  4. metend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for meten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
calibrar diepte bepalen; meten; opmeten; peilen kalibreren
comprobar diepte bepalen; meten; opmeten; peilen aantonen; afwegen; bepalen; beproeven; bewijzen; checken; constateren; controleren; determineren; doorvorsen; examineren; inschatten; kalibreren; keuren; nagaan; nakijken; narekenen; naspeuren; nasporen; natellen; natrekken; onderzoeken; overhoren; schatten; staven; testen; toetsen; vaststellen; verifieren; verifiëren; zekerstellen
escandallar diepte bepalen; meten; opmeten; peilen
medir diepte bepalen; meten; opmeten; peilen afpassen; afwegen; met zorg wegen
sondear diepte bepalen; meten; opmeten; peilen polsen
sondrar diepte bepalen; meten; opmeten; peilen

Related Words for "meten":


Related Definitions for "meten":

  1. bepalen hoe groot of lang of breed iets is1
    • we meten de lengte van de gordijnen1

Wiktionary Translations for meten:


Cross Translation:
FromToVia
meten medir gauge — measure
meten medición measure — act of measuring
meten medir measure — ascertain the quantity of a unit
meten medir messentransitiv: eine Größe mit Hilfe eines Maßes bestimmen
meten medir; tomar la medida mesurer — Chercher à connaître, ou déterminer une quantité par le moyen d’une mesure.