Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. neerkomen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for neerkomen from Dutch to Spanish

neerkomen:

neerkomen verbe (kom neer, komt neer, kwam neer, kwamen neer, neergekomen)

  1. neerkomen (terechtkomen; landen; op de grond komen)
    arribar; llegar
  2. neerkomen (neerdalen; afdalen; landen; )

Conjugations for neerkomen:

o.t.t.
  1. kom neer
  2. komt neer
  3. komt neer
  4. komen neer
  5. komen neer
  6. komen neer
o.v.t.
  1. kwam neer
  2. kwam neer
  3. kwam neer
  4. kwamen neer
  5. kwamen neer
  6. kwamen neer
v.t.t.
  1. ben neergekomen
  2. bent neergekomen
  3. is neergekomen
  4. zijn neergekomen
  5. zijn neergekomen
  6. zijn neergekomen
v.v.t.
  1. was neergekomen
  2. was neergekomen
  3. was neergekomen
  4. waren neergekomen
  5. waren neergekomen
  6. waren neergekomen
o.t.t.t.
  1. zal neerkomen
  2. zult neerkomen
  3. zal neerkomen
  4. zullen neerkomen
  5. zullen neerkomen
  6. zullen neerkomen
o.v.t.t.
  1. zou neerkomen
  2. zou neerkomen
  3. zou neerkomen
  4. zouden neerkomen
  5. zouden neerkomen
  6. zouden neerkomen
diversen
  1. kom neer!
  2. komt neer!
  3. neergekomen
  4. neerkomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for neerkomen:

NounRelated TranslationsOther Translations
descender afdalen; afklimmen; afstijgen
VerbRelated TranslationsOther Translations
arribar landen; neerkomen; op de grond komen; terechtkomen
descender afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen achteruitgaan; afnemen; afrijden; dalen; declineren; er tussenuit knijpen; er vandoor gaan; eraf rijden; erafklimmen; erop achteruitgaan; geld inleveren; kelderen; minder worden; naar beneden gaan; naar beneden lopen; naar beneden rijden; naar beneden vallen; neer laten zakken; omlaaggaan; omlaagrijden; omlaagvallen; ontglippen; ontkomen; ontsnappen aan; ontvluchten; uitbuiken; uitzakken; vallen; vluchten; wegkomen; weglopen; wegrennen; zakken; zich vrijmaken
llegar landen; neerkomen; op de grond komen; terechtkomen aankomen; afsluiten; arriveren; belanden; betreden; beëindigen; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; een einde maken aan; eindigen; finishen; geraken; ingaan; ophouden; stoppen; terecht komen; terechtkomen; uithebben; uitkrijgen; verzeilen
venir bajando afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen

Wiktionary Translations for neerkomen:


Cross Translation:
FromToVia
neerkomen demoler; derribar; deprimir; abatir; desalentar; agotar; matar; vencer; recorrer; atravesar; calmar; sosegar abattre — Traductions à trier suivant le sens

Related Translations for neerkomen