Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. opklaren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for opklaren from Dutch to Spanish

opklaren:

opklaren verbe (klaar op, klaart op, klaarde op, klaarden op, opgeklaard)

  1. opklaren (wolken verdwijnen)
  2. opklaren (verduidelijken; verklaren; toelichten; )
  3. opklaren (begrijpelijk maken; uitleggen; verklaren; toelichten; ophelderen)

Conjugations for opklaren:

o.t.t.
  1. klaar op
  2. klaart op
  3. klaart op
  4. klaren op
  5. klaren op
  6. klaren op
o.v.t.
  1. klaarde op
  2. klaarde op
  3. klaarde op
  4. klaarden op
  5. klaarden op
  6. klaarden op
v.t.t.
  1. ben opgeklaard
  2. bent opgeklaard
  3. is opgeklaard
  4. zijn opgeklaard
  5. zijn opgeklaard
  6. zijn opgeklaard
v.v.t.
  1. was opgeklaard
  2. was opgeklaard
  3. was opgeklaard
  4. waren opgeklaard
  5. waren opgeklaard
  6. waren opgeklaard
o.t.t.t.
  1. zal opklaren
  2. zult opklaren
  3. zal opklaren
  4. zullen opklaren
  5. zullen opklaren
  6. zullen opklaren
o.v.t.t.
  1. zou opklaren
  2. zou opklaren
  3. zou opklaren
  4. zouden opklaren
  5. zouden opklaren
  6. zouden opklaren
diversen
  1. klaar op!
  2. klaart op!
  3. opgeklaard
  4. opklarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opklaren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aclarar accentueren; begrijpelijk maken; belichten; ophelderen; opklaren; toelichten; uitleggen; verduidelijken; verhelderen; verklaren belichten; beschijnen; hozen; leeghozen; met licht beschijnen; nader verklaren; ontvouwen; toelichten; uitdunnen; uiteenzetten; uitleggen; uitscheppen; verduidelijken; verlichten; wegkappen
despejarse opklaren; wolken verdwijnen
esclarecer accentueren; belichten; ophelderen; opklaren; toelichten; verduidelijken; verhelderen; verklaren belichten; met licht beschijnen
explicar accentueren; begrijpelijk maken; belichten; ophelderen; opklaren; toelichten; uitleggen; verduidelijken; verhelderen; verklaren afschilderen; belichten; beschrijven; duiden; met licht beschijnen; nader verklaren; omschrijven; ontvouwen; schetsen; toelichten; uiteenzetten; uitleggen; verantwoorden; verduidelijken
iluminarse opklaren; wolken verdwijnen aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; flikkeren; fonkelen; gispen; glanzen; laken; nadragen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden

Wiktionary Translations for opklaren:

opklaren
verb
  1. het ontstaan van open plekken in wat een gesloten wolkendek was

Cross Translation:
FromToVia
opklaren despejarse; aclararse clear — to become clear