Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. opstuwen:


Dutch

Detailed Translations for opstuwen from Dutch to Spanish

opstuwen:

opstuwen verbe (stuw op, stuwt op, stuwde op, stuwden op, opgestuwd)

  1. opstuwen (voortstuwen; stuwen)

Conjugations for opstuwen:

o.t.t.
  1. stuw op
  2. stuwt op
  3. stuwt op
  4. stuwen op
  5. stuwen op
  6. stuwen op
o.v.t.
  1. stuwde op
  2. stuwde op
  3. stuwde op
  4. stuwden op
  5. stuwden op
  6. stuwden op
v.t.t.
  1. heb opgestuwd
  2. hebt opgestuwd
  3. heeft opgestuwd
  4. hebben opgestuwd
  5. hebben opgestuwd
  6. hebben opgestuwd
v.v.t.
  1. had opgestuwd
  2. had opgestuwd
  3. had opgestuwd
  4. hadden opgestuwd
  5. hadden opgestuwd
  6. hadden opgestuwd
o.t.t.t.
  1. zal opstuwen
  2. zult opstuwen
  3. zal opstuwen
  4. zullen opstuwen
  5. zullen opstuwen
  6. zullen opstuwen
o.v.t.t.
  1. zou opstuwen
  2. zou opstuwen
  3. zou opstuwen
  4. zouden opstuwen
  5. zouden opstuwen
  6. zouden opstuwen
en verder
  1. is opgestuwd
  2. zijn opgestuwd
diversen
  1. stuw op!
  2. stuwt op!
  3. opgestuwd
  4. opstuwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opstuwen:

NounRelated TranslationsOther Translations
estibar verstouwing
propulsar aandrijven; aanjagen; voortstuwen
VerbRelated TranslationsOther Translations
estibar opstuwen; stuwen; voortstuwen duwen; opladen elektriciteit; opnieuw laden; stouwen; voortbewegen; voortduwen; vooruitduwen
propulsar opstuwen; stuwen; voortstuwen stuwen; voortbewegen; voortstuwen; vooruitduwen