Summary


Dutch

Detailed Translations for rekruteren from Dutch to Spanish

rekruteren:

rekruteren [znw.] nom

  1. rekruteren (rekrutering)
    el reclutamiento

rekruteren verbe (rekruteer, rekruteert, rekruteerde, rekruteerden, gerekruteerd)

  1. rekruteren (werven; aanwerven)
  2. rekruteren (aantrekken; ronselen)
  3. rekruteren

Conjugations for rekruteren:

o.t.t.
  1. rekruteer
  2. rekruteert
  3. rekruteert
  4. rekruteren
  5. rekruteren
  6. rekruteren
o.v.t.
  1. rekruteerde
  2. rekruteerde
  3. rekruteerde
  4. rekruteerden
  5. rekruteerden
  6. rekruteerden
v.t.t.
  1. heb gerekruteerd
  2. hebt gerekruteerd
  3. heeft gerekruteerd
  4. hebben gerekruteerd
  5. hebben gerekruteerd
  6. hebben gerekruteerd
v.v.t.
  1. had gerekruteerd
  2. had gerekruteerd
  3. had gerekruteerd
  4. hadden gerekruteerd
  5. hadden gerekruteerd
  6. hadden gerekruteerd
o.t.t.t.
  1. zal rekruteren
  2. zult rekruteren
  3. zal rekruteren
  4. zullen rekruteren
  5. zullen rekruteren
  6. zullen rekruteren
o.v.t.t.
  1. zou rekruteren
  2. zou rekruteren
  3. zou rekruteren
  4. zouden rekruteren
  5. zouden rekruteren
  6. zouden rekruteren
en verder
  1. ben gerekruteerd
  2. bent gerekruteerd
  3. is gerekruteerd
  4. zijn gerekruteerd
  5. zijn gerekruteerd
  6. zijn gerekruteerd
diversen
  1. rekruteer!
  2. rekruteert!
  3. gerekruteerd
  4. rekruterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for rekruteren:

NounRelated TranslationsOther Translations
atraer lokken; verleiden
reclutamiento rekruteren; rekrutering lichting; rekrutering; werving
VerbRelated TranslationsOther Translations
alistar reclutas aantrekken; rekruteren; ronselen
atraer aantrekken; rekruteren; ronselen bijtrekken; dichtbijlokken; erbij trekken; lokken; naar zich toe trekken; naartoe trekken; rukken; sleuren; tevoorschijn lokken; trekken
contratar aanwerven; rekruteren; werven benoemen; charteren; contracteren; huren; in functie aanstellen; pachten; vastleggen
reclutar aantrekken; aanwerven; rekruteren; ronselen; werven aannemen; aanroepen; aantrekken; in dienst nemen; inhuren; inroepen; inviteren; ontbieden; oproepen; sommeren