Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. snotteren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for snotteren from Dutch to Spanish

snotteren:

snotteren verbe (snotter, snottert, snotterde, snotterden, gesnotterd)

  1. snotteren (sniffen)
    aullar; resoplar; bufar; ulular; plañir; gañir
  2. snotteren (grienen; huilen; snikken; janken)

Conjugations for snotteren:

o.t.t.
  1. snotter
  2. snottert
  3. snottert
  4. snotteren
  5. snotteren
  6. snotteren
o.v.t.
  1. snotterde
  2. snotterde
  3. snotterde
  4. snotterden
  5. snotterden
  6. snotterden
v.t.t.
  1. heb gesnotterd
  2. hebt gesnotterd
  3. heeft gesnotterd
  4. hebben gesnotterd
  5. hebben gesnotterd
  6. hebben gesnotterd
v.v.t.
  1. had gesnotterd
  2. had gesnotterd
  3. had gesnotterd
  4. hadden gesnotterd
  5. hadden gesnotterd
  6. hadden gesnotterd
o.t.t.t.
  1. zal snotteren
  2. zult snotteren
  3. zal snotteren
  4. zullen snotteren
  5. zullen snotteren
  6. zullen snotteren
o.v.t.t.
  1. zou snotteren
  2. zou snotteren
  3. zou snotteren
  4. zouden snotteren
  5. zouden snotteren
  6. zouden snotteren
en verder
  1. ben gesnotterd
  2. bent gesnotterd
  3. is gesnotterd
  4. zijn gesnotterd
  5. zijn gesnotterd
  6. zijn gesnotterd
diversen
  1. snotter!
  2. snottert!
  3. gesnotterd
  4. snotterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for snotteren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aullar grienen; huilen; janken; sniffen; snikken; snotteren brullen; emmeren; gillen; huilen; janken; joelen; krijsen; roepen; schreeuwen; uitjouwen; wenen
bufar sniffen; snotteren
gañir sniffen; snotteren brullen; emmeren; huilen; janken; krijsen; zich beklagen
gimotear grienen; huilen; janken; snikken; snotteren emmeren; kreunen; steunen; temen; zich beklagen
llorar grienen; huilen; janken; snikken; snotteren bewenen; brullen; gillen; huilen; janken; krijsen; schreien; zich beklagen
lloriquear grienen; huilen; janken; snikken; snotteren emmeren; huilen; schreien; zemelen; zich beklagen
plañir sniffen; snotteren huilen; janken; rouwklagen; wenen
resoplar sniffen; snotteren briesen
sollozar grienen; huilen; janken; snikken; snotteren janken; snikken
ulular sniffen; snotteren brullen; emmeren; huilen; janken; krijsen

Wiktionary Translations for snotteren:


Cross Translation:
FromToVia
snotteren sollozar sob — weep with convulsive gasps